GEBEUR-TE-LIJKE ONGEVALLEN

GEBEUR-TE-LIJKE ONGEVALLEN

Betreden op eigen risico

  • Over mij

Wil je weten wanneer er een volgende blog verschijnt? Vul hieronder je mailadres in:

  • 24 april 2022

    Door weer en wind

    Ik woon daar waar ’s morgens de file naar de stad begint, en ’s avonds oplost. Stel dat ik met de wagen zou gaan werken, begint het aanschuiven al op de oprit. Het openbaar vervoer als alternatief, hoor ik u opperen? Wel, zelfs te voet ben ik sneller in de stad. Dus om de verplaatsing naar en van het werk zo efficiënt mogelijk te laten verlopen, restte me slechts één optie: fietsen.

    Dat te doen met een gewone fiets, is nooit in me opgekomen. U moet weten, ik ben niet bepaald van het sportieve type. De enige reden waarom ik tot op de dag van vandaag nog nooit een sportblessure opliep, is domweg omdat ik nooit sport. Ik schafte me dus een elektrisch exemplaar aan. Zo’n gewone. Geen gedoe met een nummerplaat. Het hoeft niet supersnel. Die maximumsnelheid van vijfentwintig kilometer per uur is best. Het is uiteindelijk een win-win; Ik doe alsof ik de trappers ronddraai en de motor doet de rest. Bovendien moet er geen helm op, niets zit een zonnebril in de weg, ik kan genieten van de wind in de haren en hoef geen claxon of achteruitkijkspiegel op mijn stuur te monteren.

    En zo vertrok ik vorige week, na een dag werken, huiswaarts. Volledig uitgerust om de voorspelde code geel te trotseren. Een stel hevige rukwinden, één pittige hagelbui, opgesmukt met een donderslag en als kers op de taart nog wat striemende regen. Niets hield me tegen. De mantra dat ik er met de wagen nog veel langer over zou doen, maakte dat ik de motor moedig draaiende hield.

    De aprilse gril ruimde plaats voor een streepje zon. Alles kwam in orde. Op mijn route passeerde ik iets verderop nog wel het parcours van een gerenommeerde wielerwedstrijd, maar wat zouden de kansen zijn dat ik de renners op die korte kilometer daadwerkelijk zou passeren? Klein? Dacht u?

    Wel… vlak nadat de twee vluchters met een in hun nek briesend peloton voorbij gezoefd waren, begonnen de toeschouwers ongecontroleerd over het fietspad te lanterfanten. Ik belde zo hard als ik kon, maar het mocht niet baten. Ik ging in de remmen, slalomde nog enkele meters uiterst voorzichtig door de mensenzee, totdat ik moest stoppen voor twee wielertoeristen die het nodig vonden hun fietsen dwars (!) over het fietspad te parkeren. Luid vloekend geraakte ik ook dat obstakel voorbij waarna ik me opnieuw lanceerde om de laatste kilometers huiswaarts af te werken.

    Had één van die dwarse mannen toch wel niet de moeite genomen om me achterna te spurten: ‘Madammeken, we zijn allemaal fietsliefhebbers. Ge had u ook kunnen aanpassen.’ Allemaal fietsliefhebbers!? Wat haalde die clown in zijn belachelijke wielerpakje in zijn hoofd? Had hij mij al eens goed bekeken? De haren en schoenen zeiknat, er lagen zelfs nog hagelbollen in de kap van mijn regenjas die door de hevige rukwinden steeds van mijn hoofd gleed. ‘Zie ik er echt uit alsof ik DIT voor mijn plezier doe? riep ik verontwaardigd terug.

    ‘Dacht ik wel’, antwoordde hij smalend. De stoom kwam mij inmiddels uit mij oren. ‘Dit, mijnheer, noemen ze Woon-Werk-Verkeer! En ik HAAT dit!’

    ‘Dacht ik wel’, bleef hij herhalen terwijl hij van me wegreed. ‘Dacht ik wel…’ Ik wilde de man te lijf gaan. Tegen mijn topsnelheid van vijfentwintig kilometer per uur stampte ik hem achterna, maar de wielertoerist bleef op vijftig meter afstand voor me uit rijden, terwijl de speed pedelecs zonder moeite, eerst mij, en dan hem, voorbijraasden.

    Badend in het zweet en paars aangelopen kwam ik thuis aan. ‘Hoe was je dag, vandaag?’ vroeg de wederhelft, wanneer ik briesend de woonkamer binnenstapte. Zonder woorden nam ik de computer en bestelde alvast een fietshelm, een achteruitkijkspiegel en een nummerplaat…

  • 10 april 2022

    Een warme douche

    Ik probeer voor de -tigste keer de verwachtingen van de dame aan de andere kant van de lijn bij te stellen: ‘Beste mevrouw, zelfs als hulpverlener kan ik geen wonderen verrichten. Zaken die we niet kunnen veranderen, zullen we moeten verdragen’.

    ‘Het is niet eerlijk, zeg ik je! Wat met een bejaarde alleenstaande dame zoals ik? Ik krijg niets!’

    Ze heeft gelijk. Het leven is niet eerlijk… En nee, ze heeft ongelijk. Ze krijgt wél iets. Een mooi pensioen, ongetwijfeld één waarvoor ze hard heeft moeten werken, maar het blijft een mooi pensioen.

    Ik sluit me af voor een volgende stroom verwensingen, zodat ze niet onder mijn huid zouden kruipen. Met de ogen gesloten beeld ik me in dat ik onder een warme douche sta. Zo onderga ik met een hervonden rust de monoloog van de dame.  Haar giftige woorden vallen uit elkaar in lettergrepen. Klinkers en medeklinkers laten elkaar los, totdat er geen woorden meer zijn. De ontelbare letters zijn warme druppels water geworden. Ze vallen op me neer en glijden van me af. Recht het afvoerputje in.

    ‘Ik verwacht dat jij! Dit! Voor mij! Oplost! Jij wordt toch betaald door de belastingbetaler? Het zijn altijd dezelfde lui die er met de extra voordelen vandoor gaan! Zij krijgen – excuseer – pikken àlles!’

    Het warme water is opgeraakt. De letters ijskoud geworden. Mijn maag balt samen. Wat zou ik graag de puntjes op de i zetten. Maar ik houd me in. Niets van wat ik zeggen kan, zal haar van gedachten doen veranderen. Nog voor ze het telefoonnummer van de sociale dienst vormde, was ze al vastbesloten.

    Ze zou het van de daken schreeuwen! Hoeveel onrecht er haar was aangedaan, na haar scheiding, door haar werkgever, haar kinderen die naar het buitenland verhuisden. Voor vijfentwintig cent vouwde ze de dozen bij een bakker! Haar hele leven vulde ze de ene put met een andere put schulden. Eindjes heeft ze bij elkaar geknoopt. Nooit heeft ze iets kunnen kopen! Uit haar woning gezet om plaats te maken voor vluchtelingen! En ja, nu had ze een goed pensioen, maar dat compenseerde haar leed niet.

    Ik probeer het gesprek af te ronden: ‘Ik kan niet terug in de tijd gaan voor je, mevrouw. Het onrecht dat jou overkomen is, kan ik niet uitwissen. Kan ik nu iets voor je betekenen?’ Dat kan ik niet. Ze is op. Na het gesprek steek ik een aantal brochures in een enveloppe en stuur deze naar haar op. Hopelijk contacteert ze een van de organisaties en kunnen zij haar frustraties wat verzachten. Ze heeft dringend een warme douche nodig.

  • 27 maart 2022

    De Housewarming

    De muze zweeg. De inspiratie was zoek. Kon ik het niet alleen? Hoe deed ik het voorheen? Ik gaf het op. Zoeken had geen zin. Het onderwerp moest mij nog vinden. Ik ging naar buiten en snoof de frisse lucht op. Ramses Shaffy zong me vanop de achtergrond toe: ‘Hoog Sammy, kijk omhoog Sammy. Want daar is de blauwe lucht.’ Ik heette dan wel niet Sammy, toch keek ik omhoog.

    Het eksternest hoog in de oude beuk van de buren was het middelpunt van belangstelling. Wat een cadeau! Nog nooit zag ik tien eksters samen in één boom, zonder dat ze daarbij elkaar in de veren vlogen. Nee, het ging er opvallend rustig aan toe. Amicaal zou ik zelfs durven zeggen. Ik bleef verwonderd naar het schouwspel kijken. Vrolijk krassend voerden ze een gesprek waarbij centraal een koppel duidelijk rond het oude nest van tak naar tak wipte.

    Mijn fantasie ging met me aan de haal. Dit was niet zo maar een vergadering. Dit was een housewarmingparty!

    De schoonmoeder was in de wolken. Haar zoon had het voor elkaar, zo vroeg in het voorjaar.

    En oké, er was nog wat werk aan, meende de vader van de bruid.

    Maar het nest had dan ook een halfjaar leeg gestaan, verdedigde de schoonvader zijn zoon.

    En die zware storm had er ook geen goed aan gedaan, vulde de bruidegom aan.

    Zijn bruid was het met hem eens; het nest was centraal gelegen en het uitzicht prachtig. Vlakbij een bakker ook. Er zou geen honger geleden worden.

    Zes kuikens, daar droomde haar moeder luidop van.

    De schoonmoeder kraste instemmend.

    Twee zwagers van de bruidegom beoordeelden de kwaliteit van de klei en het weefwerk. De basis was stevig en kon makkelijk nog enkele jaren mee.

    De zussen van de bruid kirden zonder ophouden en toonden elkaar hun mooiste blauwe veer.

    Zonder aanleiding vlogen er vier weg. De zussen en zwagers. Zij werden ongetwijfeld nog elders verwacht. De ouders bleven nog even maar verlieten kort daarna ook het feestje. De bruidegom was in de wolken en legde een prachtig glimmend cadeau in het midden van hun eerste nestje.

    De lente was aangebroken.

  • 13 maart 2022

    Burenruzie

    Zonder klank, beelden de buurman en buurvrouw van enkele huizen verderop een kleine burgeroorlog uit. Zelfs met het raam geopend kan ik ze niet horen. Het echtpaar staat in de groentetuin, netjes omgespit door de man. De vrouw is duidelijk niet akkoord. Haar wijsvinger, de uitloper van een half gestrekte arm, gaat fel op en neer. Met de schouders opgetrokken en een rood aangelopen kop wijst ze afwisselend naar haar man en de bron van ergernis.

    Ik blijf geamuseerd kijken en zou er geld voor over hebben om te kunnen zien waar de ruzie over gaat. De erwten? De potpattatjes? Een hoop mest die hij wil bewaren voor later? De buurman pruttelt, heft ook een vinger op, maar die komt nog niet half zo hoog als die van zijn vrouw. Hij weet dat de strijd ongelijk is, maar wil het slagveld nog niet verlaten. Zal ze hem de overwinning gunnen? De spanning bouwt zich op…

    En… neen, ze gunt het hem niet. Theatraal gooit ze de twee armen in de lucht. Haar mond gaat open en toe. Ze is duidelijk alle rede kwijt. Haar verwijten zullen navenant zijn, want de man neemt zijn klak en gooit ze naar haar voeten. Hét signaal dat er iemand de aftocht zal moeten blazen. En hij laat het daar niet bij; met grote stappen en de schoffel op zijn schouder wandelt hij naar het midden van zijn groentetuin waar hij de voeten wijd uit elkaar stevig in de grond plant. Met enig gevoel voor dramatiek steekt hij zijn schop diep in de omgewoelde aarde en plaatst beide vuisten in de zij. Zo blijft hij staan. Zijn mond beweegt niet meer. Die tuin was zijn terrein.

    De vrouw heft haar hoofd op, veegt het snot van onder haar neus vandaan en trekt haar golf terug tot op haar schouders. De strijd is gestreden. Victorie! Met een wegwerpgebaar gooit ze nog een laatste verwensing naar zijn hoofd en trapt het dan af.

    Ik zucht, zo grappig is het niet. Kon het Poetin maar zo vergaan. Door één daadkrachtig signaal geïntimideerd het onderspit delven, en terugkeren van waar ie kwam.

  • 21 februari 2022

    De held en het meisje

    “Het is de vriend van Erland die ons gevonden heeft, ik voel me betrapt en wil me instinctmatig verder van hem zetten, maar Erland laat zijn arm zelfzeker op mijn schouder rusten.” De tijd was om. Ik legde mijn pen neer, want er werd bezoek verwacht. Het vervolg zou moeten wachten, maar het scenario was af. In mijn hoofd, toch.

    Die avond zaten we naast elkaar, mijn petekind en ik. Ik vertelde zijn ouders bevlogen over mijn project. Een manuscript, een verhaal in wording. De kleine volgde het gesprek geboeid. ‘Twee jonge vriendinnen, Emma en Noor, die door Azië trekken en daar …’

    ‘Tante,’ onderbrak hij me, ‘schrijf je ook over mij? In jouw boek?’ Ik keek de zeven jaar oude hartendief verbaasd aan. ‘Euh, wel ik … Euh, zou je dat leuk vinden?’ ‘Ja!’ gilde hij. ‘Wel dan, jij komt voor in mijn boek.’ ‘Wie ben ik? Wie ben ik?’ ‘Jij … Jij wordt de beste vriend van Erland. Hij is een jongen die in Denemarken woont.’

    ‘Tante,’ vroeg hij me, ‘ben ik een held? In jouw boek?’ Ik keek de zeven jaar oude kapoen verwonderd aan. ‘Euh, wel ik … Euh, zou je dat willen?’ ‘Ja!’ gilde hij. ‘Wel dan, ik maak een held van je. Nee, niet gewoon een held. Jij wordt dé held in mijn boek.’ ‘Red ik iemand? Red ik iemand?’ ‘Jij … Jij wordt de redder van het hoofdpersonage.’

    ‘Tante,’ ging hij verder, ‘ik heb toch een vriendinnetje? In jouw boek?’ Ik keek de zeven jaar oude deugniet gecharmeerd aan. ‘Euh, wel ik … Euh, dus de held wilt ook een meisje?’ ‘Ja!’ gilde hij. ‘Wel dan, op het einde van het verhaal ga jij met een liefje naar huis.’ ‘Is het een mooi meisje? Is het een mooi meisje?’ ‘Het wordt het mooiste meisje uit het hele boek.’

    Hij knikte tevreden. Mijn antwoorden waren voorlopig voldoende. Met pen en papier zette hij zich in stilte aan het salontafeltje.

    ‘Tante,’ trok hij aan mijn mouw, ‘ik heb een tekening voor je gemaakt.’ Ik glimlachte. Hij had mijn personages niet treffender kunnen schetsen. ‘Wat mooi,’ zei ik. ‘Deze bewaar ik op een veilige plek, voor later.’

    ‘Dan word ik misschien beroemd, hé tante?’

    ‘En als dat niet lukt met deze tekening, word je vast een beroemd voetballer.’

    Die nacht zat ik over mijn manuscript gebogen. De verhaallijn moest duchtig door elkaar geschud worden. Nils zou de held worden én een meisje voor zich winnen. Mijn petekind had niet alleen een plaatsje in mijn hart, hij kreeg er ook eentje in mijn eerste manuscript. Ik ging daar verder waar ik eerder die dag gestopt was met schrijven:

    “ ‘Emma,’ zei Erland, ‘dit is mijn beste vriend, Nils.’ ”

    Getekend door Nils De Herdt (toen hij 7 was, nu is hij groot).
  • 13 februari 2022

    Dé Overtuiging

    ‘Overtuigingen mogen niet wetenschappelijk gestaafd kunnen worden, want dan wordt de overtuiging een feit of een waarheid, en is het niet langer een overtuiging’ zei mijn wederhelft langs de neus weg. Hij was op weg naar buiten en had de klink van de deur al in zijn hand. ‘Hmmm’ zuchtte ik, starend naar het zoveelste maagdelijk witte A-viertje voor me. Verspreid rond me heen lagen er proppen probeersels volgekrabbeld met droedels en half afgewerkte zinnen. ‘Kom je?’ vroeg hij. ‘Ja-aaaa’ antwoordde ik. Het schrijven ging voor geen meter en de tijd drong. Met hangende schouders slofte ik hem achterna. Hij negeerde mijn verbale en non-verbale uitlatingen met een, doorheen de jaren getrainde, ondertussen geperfectioneerde, vakkundigheid.

    Ik trok mijn jas aan. Hij zei: ‘Twijfelaars hebben geen uitgesproken meningen. Als je er zo lang over moet nadenken, dan heb je toch gewoon geen overtuiging?’ ‘Ik heb er wel een, ik kan er simpelweg even niet opkomen’ antwoordde ik. Hij luisterde niet, ging onverstoord door: ‘Trouwens, mensen met een overtuiging zijn zuurpruimen. Je vind ze in de praatbarakken van het internet, zoals de fora van Het Laatste Nieuws. Wil je je daar met associëren?’ Ik schudde mijn hoofd. Nee, daar wilde ik me absoluut niet met associëren, maar ik zou toch een blog over mijn “overtuiging” schrijven.

    We wandelden de straat op. Hij turend naar het luchtruim, ik diep in gedachten verzonken. Wijzend naar het donkere silhouet van een roofvogel, zette hij onze conversatie verder. ‘Je bent een “overtuigd” cynicus?’ opperde hij. ‘Maar cynisme an sich is geen “overtuiging”.’ Met mijn wijs- en middelvingers beeldde ik dubbele aanhalingstekens uit om het belang van het onderwerp kracht bij te zetten. Maar de wederhelft gaf niet op. Nadat we de hoek waren omgeslagen zei hij: ‘Elke ochtend als je de krant leest, barst je van de overtuigingen. We wachten gewoon jouw dagelijkse betoog van morgenvroeg af en je zal niet weten welke overtuiging eerst te kiezen.’ Hij was me voor de gek aan het houden. Ik maakte mijn misnoegen luid snuivend kenbaar, beet de tanden op elkaar en telde traag tot tien.

    Ter hoogte van huisnummer vierendertig staken we de straat over naar het bredere voetpad. Daar kwam mijn wederhelft pas echt op dreef: “Het eeuwige politieke gebakkelei, de stijgende energieprijzen, de groeiende onrechtvaardigheid en de toenemende armoede, het calimerocomplex van de cis-man, de mening van Mia Doornaert! Ik kan zo nog uren doorgaan!’ Hij stak theatraal beide handen in de lucht en keek me daarna vluchtig, zijdelings vanuit zijn ooghoek, ondeugend aan. Hij grijnsde even wanneer hij zag dat ik hem, met de armen gekruist, boos bleef aanstaren en stak dan zijn hand in een verzoenend gebaar naar me uit. Ik nam zijn hand in de mijne en zo wandelden we verder. Hij zei een hele poos niets meer, maar ik voelde dat hij zijn pret niet op kon. Ik gunde hem zijn pleziertje.

    Aan het eindpunt van onze wandeling duwde de wederhelft de robuuste houten deur van het Boerenhof open en ging me voor naar ons gewoonlijke tafeltje. Stilzwijgend vanachter zijn toog groette de waard ons. Hij stak daarbij vragend twee vingers in de lucht. We knikten. Eens gezeten, zette de waard een paar prachtig getapte Bollekes voor ons neer. We klonken de glazen tegen elkaar en doopten onze bovenlip in de slagroom-dikke schuimkraag. ‘Afhankelijk van de omgeving, het jaargetijde en het tijdstip van de dag proeft een Bolleke toch steeds een beetje anders. De mout, de kruiden, de gemberachtige of de fruitige toetsen in de afdronk. Elk Bolleke is een klein verrassingsgeschenk’ zei ik. De wederhelft knipoogde geamuseerd. ‘Zo filosofisch…’  antwoordde hij met gespeelde ernst.

    ‘Ha! Maar luister goed,’ antwoordde ik, ‘dé beste Bollekes worden hier in het Boerenhof getapt. Laat dát mijn overtuiging zijn. Proefondervindelijk vastgesteld!’

    Twee Bollekes
  • 30 januari 2022

    6:24u – en wakker

    Ik vind mijn draai niet. Onrustig probeer ik nog een ruglig, een zijlig, een buiklig… en ga dan maar rechtop zitten. Uitgezonderd wat slaapzweet van mezelf, ruik ik niets in het bijzonder. Toch is de zweetgeur intens genoeg om een verplaatsing te overwegen. Ik denk lang na, krab achter mijn oor, stap uit mijn mand, druk mijn buik tegen de vloer en maak me zo lang mogelijk.

    Hmmmm, wat mij betreft mag de dag beginnen. Boven hoor ik gesnurk. De rest van de roedel kan op dit uur geen hand voor het oog zien. Zij slapen nog. Ik zal moeten wachten op gezelschap. Maar ik zie perfect in het donker, dus waarom niet wat afleiding zoeken…

    Mijn achttien nageltjes tikken luid op de houten vloer. Ik passeer twee – door mezelf afgezabberde – pluchen beren, de mouw van een lekker geurend jasje dat ik wat verveeld op de  grond trek en een tijdschrift op het salontafeltje dat ik half verscheur tot het niet meer plezierig is.  Ik trippel verder naar de eetkamer en dan, plots, is daar de heilige graal:

    Velcro!

    Het heerlijk krakende bandje hangt vast aan een lange zwarte kabel die vastzit in de muur en voor me over de grond tot boven op de tafel loopt. Ik ga erbij liggen. Dit kriebelende bandje is werkelijk on-weer-staan-baar! Ik kauw en knabbel. Het geluid knettert in mijn hoofd. Hoe vermakelijk! Dit velcrobandje moet en zal van het snoer loskomen. Hey! De kabel bijt terug! Grrrr…

    In Stukjes gaat ie!

    Zonder verdere commentaar
  • 23 januari 2022

    Outreachen naar een Poke Bowl

    Het was een druilerige winterochtend. Sluiers grijs omhelsden huizen en flatgebouwen. Ik fietste, op mijn wekelijkse queeste van onaangekondigde huisbezoeken, doorheen een buitenwijk van de stad. Op zoek naar mensen die, zonder van mijn bestaan af te weten, misschien mijn hulp konden gebruiken. Kleine kleverige druppels mist grepen opdringerig om zich heen. In geen tijd was ik kletsnat. Op een verfrommeld stadsplannetje prentte ik me de route naar een volgende adres in. Twee kruispunten over, tramsporen kruisen, eerste straat naar links, derde naar rechts, voorbij het doodlopend steegje, stoppen bij nummer 128 en daar hopen dat ik me onderweg niet vergist had. Die deur en het gros van de volgende deuren bleven ongeopend.

    Geloof me, er gaat op zo’n ronde zelden een deur open. Mensen, hoe hulpbehoevend ze misschien ook zijn, vertoeven in de daguren zelden op hun miserabele kamertjes. En zelfs als ze thuis zouden zijn, waarom zouden ze opstaan? De enigen die nog aanbellen zijn deurwaarders of postbodes met een aangetekend schrijven… of een sociaal werker die het weer beter weet.

    Geef ze maar eens ongelijk.

    ‘Geen reactie’ pende ik met verkleumde vingers in mijn notitieboekje neer.

    In een verloederde winkelstraat had ik beet. De man die ik zocht droeg een enkelband. Hij kon nergens heen. Ik stelde me voor, zei dat ik hem helpen kon. Hij knikte, maar mijn woorden belandden in dovemansoren. Ik gaf hem mijn contactgegevens. Hij zou me niet terugbellen.

    Met een omweg fietste ik langs een klein afhaalrestaurantje dat verdoken lag tussen de grote winkelketens. Ik bestelde een Poke Bowl en haastte me terug naar kantoor. De lunchtijd was al lang voorbij. Ik ontdeed me van mijn doorweekte jas, sjaal, muts en handschoenen, warmde me naast de chauffage en stilde mijn honger, alleen… met een kleine bol gelukzaligheid.

←Vorige pagina
1 2 3
About

Privacy Policy

Terms & Conditions

Subscribe
Contact

Work with me

Services

Powered by WordPress.com

 

Reacties laden....
 

    • Volg Volgend
      • GEBEUR-TE-LIJKE ONGEVALLEN
      • Doe mee met 49 andere volgers
      • Heb je al een WordPress.com-account? Nu inloggen.
      • GEBEUR-TE-LIJKE ONGEVALLEN
      • Site bewerken
      • Volg Volgend
      • Aanmelden
      • Inloggen
      • Deze inhoud rapporteren
      • Site in de Reader weergeven
      • Beheer abonnementen
      • Deze balk inklappen