We zijn dan wel maatschappelijk werker – gedreven om mensen te helpen – jammer genoeg durven de ‘klanten’ dat soms te vergeten. We zijn dan wel bemiddelaar – gedreven om een faire oplossing te zoeken voor de betrokken partijen – maar dat willen medewerkers van andere diensten niet altijd inzien. We laveren naar best vermogen tussen dilemma’s en onrecht en proberen daarbij vijf ballen tegelijkertijd in de lucht te houden. En om de zoveel tijd is er dan zo’n dag waarop we op onbegrip botsen en tegenslagen als een magneet aantrekken.
Even geleden viel mij zo’n dag te beurt. Het regende, het was winderig en zoals kleine kinderen in een te klein klaslokaal was iedereen lastig. Net op het punt dat ik er de brui aan wilde geven, kreeg ik een mail van de vakbond: ‘Els, Hoe zit het met jouw werkplezier?’ vroegen ze. ‘Wel, op dit moment zit dat niet zo goed,’ zei ik tegen mijn computerscherm. Ik klikte de mail open en werd uitgenodigd tot het invullen van een enquête rond werkgeluk. Het zou maar enkele minuten duren. Wel ja, dacht ik, ik zal ze mijn gedacht ’s geven, sé, en klikte op de link.
Ik was vrouw, werkte deeltijds, was tussen de 25 en 35 jaar oud, ik “telewerk” en mocht meteen naar vraag zes: Ik ervaar telewerk als productiever (check); minder stresserend (check) en de combinatie werk-privé lukt beter sinds ik telewerk (check). Vraag zeven: doe je jouw werk met plezier? Dat was een volmondig neen. Daar heb je mijn gedacht! De volgende vragen drukten me met de neus op de feiten: ik kan verantwoordelijkheid opnemen; ik mag zelfstandig werken; ik word gewaardeerd; ik kan me bijscholen als ik dat wil; mijn functieomschrijving is duidelijk; er is een goede samenwerking tussen de collega’s; ik heb voldoende werk (niet te veel, niet te weinig), de tijdsdruk valt goed mee; de stress op de werkvloer ook; deadlines haal ik en ik word niet gecontacteerd buiten de reguliere werkuren…
Dat zette me toch even aan het denken. Ik scrolde terug naar vraag zeven en gaf daar, uit eerlijke schaamte, een veel hogere score. In mijn achterhoofd zag ik mijn oude loopbaancoach al met haar vingertje wijzen. Doe je jouw job niet graag? Hoeveel jobs kan jij opsommen die je op dit moment minder graag zou doen? Tijdens die eindeloze opsomming van jobs (waarvoor ik het grootste respect opbreng), herinnerde ik me ook enkele conversaties in het buitenland en de bewondering die me daar te beurt viel toen ik zei dat ik een ‘social worker’ was. Daarna telde ik de dankwoorden van de klanten die ik dit jaar al ontving en realiseerde ik me dat ik en mijn collega’s onze “dank”muur zouden moeten uitbreiden van een schamel vierkant metertje naar minstens twintig lopende meter. In de gang. Daar waar iedereen het zien kan. Vlaggen en wimpels horen er in de straten van ocmw’s en caw’s te hangen. Maatschappelijk werk is (jammer genoeg) broodnodig, ondergewaardeerd en toch: een prachtjob. Dat durf ik soms even te vergeten.