November. Vanaf het moment dat de klok een uur wordt teruggedraaid, begint het bij mij te kriebelen. Het is dan plots meer dan de helft van de dag donker en elk gezond mens brengt dan graag wat licht in de duisternis. Je kan er nooit te vroeg aan beginnen. Of te laat mee ophouden. Elk jaar, met de start van het winteruur, steek ik ’s avonds, verspreid over eet- en woonkamer, kaarsjes aan. Zonder grote trom, maar ook niet geniepig. Gewoon. Zomaar. Dan halfweg november pols ik bij de wederhelft naar zijn mening over kerstverlichting. Je kan er beter tijdig mee beginnen, kwestie van je onderhandelingspositie te verstevigen. Als er moet worden afgeboden, dan kan een week een groot verschil betekenen.
‘Wat! Nu al? Ben je helemaal gek geworden?’ De wederhelft hapte meermaals met zijn rechterhand naar een denkbeeldige vlieg ter hoogte van zijn voorhoofd.
‘Maar ik heb al een kerstboom gezien!’
‘Waar?’
‘In die lunchbar, wat verderop.’
‘Da’s horeca. Horeca en handelspanden tellen niet mee. Dat was vorig jaar zo. En die regel blijft gelden.’
Ik fronste een wenkbrauw en dacht diep na. Inderdaad. Die regel was ik vergeten. Ik moest het over een andere boeg gooien.
‘Vijf,’ zei ik.
‘Vijf wat?’
‘Vijf kerstbomen. In een privéwoning. En ik mag de mijne hier thuis zetten.’
‘Vijf. Oké.’ Hij stak zijn hand uit om de deal te beklinken maar trok die nog sneller terug. Net voordat ik hem kon vastgrijpen. Hij zei: ‘Hohoho, schat. Niet zo snel,’ en kneep zijn ogen tot spleetjes. Zijn wijsvinger ging kijvend op en neer. ‘Daar was je me bijna te snel af. Je weet er al vijf staan, hé?’ Mijn gezicht vertrok zich in gemene plooien. Wat was hij goed, dit jaar. Ik wist even niet wat zeggen en had wat bedenktijd nodig om naar plan c om te schakelen. Daar maakte hij graag gebruik van.
‘De vijf bomen moeten in het dorp staan. Dus geen foto’s van facebook- of instagrampagina’s. Die tellen niet. En er komt geen boom in huis voor de start van de advent.’ Hij kruiste zijn armen en trok de schouders wat naar achteren. Zijn onderhandelingspositie was met deze voorwaarden stevig verankerd. In een laatste poging probeerde ik toch nog wat af te pingelen. ‘De advent?’ zei ik, ‘Da’s overdreven. Het weekend vóór de start van de advent. En we spreken er niet meer over. De vijf bomen vallen dan af.’ Vermoedelijk opgelucht dat hij niet mee moest gaan gluren naar kerstbomen in huizen in de buurt, sloeg hij nu wel zijn hand in de mijne. Zijn genoegzame glimlach zou snel genoeg van zijn gezicht verdwijnen, want meteen daarop haalde ik de doos met kerstversiering van de zolder.
‘Wat ga je met die rommel doen?’
‘Het is het weekend voor de advent.’
‘We zijn pas achttien november! De advent duurt toch maar vier weken?’
‘Ja, vier weken. Kerstmis valt op een zondag. De advent begint dan zondag zevenentwintig november. En dit is het weekend ervoor.’
‘Jij… Jij…’ De wederhelft maakte zijn zin niet af, gromde een verwensing binnensmonds, zette zijn leesbril op en ging in zijn schommelstoel zitten. Ik paradeerde triomfantelijk met mijn boom, guirlande, lichtjes, beeldjes, kransen en een halve hulstbos een hele avond rond hem heen. Wat had ik er een plezier in!
Toch, volgend jaar zal ik beter voorbereid uit de hoek moeten komen.