Droom aan diggelen

Verre lange reizen naar de uithoeken van Europa. De wederhelft en ik, samen met onze haarbal, zouden alle landen en streken één voor één verkennen in een campervan. Niet zo’n paleis op vier wielen. Wel een praktisch omgebouwde camionette. Alle voorzieningen in microformaat aanwezig, én bovendien wendbaar in steden en op smalle landwegen. Wat een vrijheid stond er ons te wachten! Met zo’n campervan hoefde je zelfs niet op een camping te overnachten. Nee, je zou kunnen “parkeren” waar je maar wilde. De wederhelft en ik zagen het helemaal voor ons. Overwogen een aankoop en stelden ons tegelijkertijd de vraag of onze haarbal wel zou aarden in zo’n verrijdbaar eigen stekje. Een testritje kon misschien geen kwaad. Dus we huurden eind september tien dagen het model dat we ons wilden aanschaffen.

Dag één stopten we een uurtje voor valavond in de buurt van Dijon, ergens langs de kant van de weg. Het regende er pijpenstelen, maar net niet hard genoeg om de sporen van de wilde dieren volledig uit te wissen. De wederhelft kon de haarbal alleen uitlaten – wie zijn idee was het ook om in een bos te parkeren? Maar geen erg, ik maakte het me in tussentijd zo comfortabel mogelijk in ons rijdende kasteel.

Van de bank waarop ik zat, kon ik – letterlijk – aan alles aan. Het bestek, de glazen, de ijskast, het handschoenkastje, met een beetje moeite had ik zelfs het toilet kunnen doorspoelen. Hoe gerieflijk allemaal, dacht ik nog en toen roetsjte de schuifdeur van onze rijdende villa open en sprongen de wederhelft en de haarbal op mijn schoot. Allebei doorweekt en de modder tot aan hun knieën. Het eerste barstje in onze wensdroom verscheen daar. Maar geen gejammer, volgens Meteo France zou de volgende ochtend de zon schijnen. Ik zag me al ontbijten, buiten, op een kampeerstoeltje, met de eerste zonnestralen op mijn snoetje, een heerlijk geurende kop koffie in de ene en een krakend verse croissant in de andere hand.

Dag twee ontwaakten we in een kille, vochtige en aangedampte camionette. Wilden we een bakker en een verse croissant dan hadden we eerst het bed moeten afbreken, de stoelen moeten draaien en alles terug moeten opbergen in de te kleine kasten. Dat was ons teveel gedoe, dus we ontbeten met restjes oud brood en behielpen ons met oploskoffie. Het barstje in onze droom werd daar iets groter. Maar geen gezeur, we zaten droog in ons rijdende huis.

Na de afwas, de opruim en de wandeling met de haarbal, wilden we vertrekken. Heel voorzichtig openden we de fragiele vouwgordijntjes om vervolgens nog ruim een halfuur te wachten tot de beslagen ruiten ontwasemd waren. Daarna keken we verwachtingsvol naar de hemel. Helaas, er was in de verste verte geen opklaring in het wolkendek te bespeuren. De haarbal zeurde, de wederhelft hield er de moed in en ik wilde beginnen janken. Een tweede grote, brede barst spleet onze toekomstdroom verder stuk. Maar geen paniek, de dag was toch nog maar half. Wie wist wat er ons nog te wachten stond in onze rijdende chalet. We reden verder op zoek naar een streepje zonneschijn.

Tegen de avond van dag drie hadden we onze route al vijf keer veranderd op basis van de steeds wijzigende weersvoorspellingen. Nog steeds ter hoogte van Dijon, kwamen we op een camping terecht. De hoogtepunten van die dag bestonden uit het leegmaken van het chemisch toilet; douchen in een niet-verwarmde sanitaire blok; tweemaal – tussen de buien door – de haarbal uitlaten, koken op ellendig kleine gaspitten aan een ellendig klein aanrecht en de haarbal herhaaldelijk gebieden niet in het midden van ons rijdende hutje te gaan liggen. Alsof de haarbal ergens anders naar toe kon… De living was de keuken, was de slaapkamer, was de berging, was de badkamer. De barsten in onze droom breidden zich steeds verder uit. Maar geen gemekker, we waren op reis. In Frankrijk. Daar hielden we toch van?

Dag vier waren de buien overgegaan in een onophoudelijk gemiezer. We zaten vertrekkensklaar. De ruitenwissers veegden in een geestdodend ritme de kleverige regen van de voorruit. Ook binnen was alles klammig. Van het beddengoed tot de haarbal die de hele dag door stonk naar natte hond. De kaars die ik brandde om de geur te verdoezelen stonk naar appelazijn en we hadden nog steeds geen verse croissant gegeten. Maar…

Geen maar meer, die dag. Ik had het gehad in onze rijdende gevangenis. Mijn tolerantiedrempel, elke dag wat verder opgetrokken, had zijn limiet bereikt. De droom lag, wat mij betrof, volledig en definitief aan diggelen. ‘Naar huis. Ik wil naar huis. Het maakt me niet uit wanneer we er aankomen, maar ik wil linea recta naar huis.’ Ik onderstreepte mijn standpunt door op de kaart een kaarsrechte pijl te trekken. Dwars door het Franse en Belgische hinterland. ‘We hebben dit ding tien dagen gehuurd, schat…’ preutelde de wederhelft nog. ‘Dan maak je jouw vakantie maar af op onze oprit. Ik slaap vannacht in ons eigen bed.’ Ik meende een instemmend gegrom achter me te horen. We keken over onze schouders en zagen de haarbal met zijn puppyogen verwachtingsvol naar ons opkijken. ‘Jaja, ik heb de boodschap begrepen,’ zei de wederhelft en hij startte de motor.

Eén reactie op “Droom aan diggelen”

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: