De Boswandeling

We verzamelden die ochtend tegen acht uur aan het boswachtershuisje. “We”, dat waren buren, aangelanden en dorpelingen die elkaar van ver kenden. Misschien dat er een enkeling zich een kennis van één van de andere deelnemers durfde te noemen, maar verder hadden we geen noemenswaardige connecties – uitgezonderd dan dat dit gezelschap er steeds als de kippen bij was, om zich in te schrijven voor een rondleiding in het natuurgebied. Met de handen in de zakken, de schouders opgetrokken, de jassen rond de nek stevig dichtgesnoerd, stampten we met zijn allen de koude uit onze rubberen laarzen. De boswachter liet op zich wachten. Om vijf na acht viel er een eerste schampere opmerking die hier en daar met hoongelach werd ontvangen. Het ijs was gebroken, de verbroedering begonnen. We schoven wat dichter naar elkaar toe. Er werd een schouderklopje uitgedeeld. ‘Koud hé!’ ‘En nat! Toepasselijk voor deze begeleide wandeling over kostbaar water.’ ‘Alsof de weergoden er zich mee gemoeid hebben.’ ‘Kijk wie daar komt aan gestesseld.’ ‘Och, hij heeft de weg gevonden.’ ‘Hahaha.’  

Het gezicht van de boswachter verzuurde met elke stap dat hij dichterbij kwam. We deelden onder elkaar enkele schuine blikken en glimlachten schalks als een bende kwajongens die er naar uitkeken de boswachter een moeilijke tijd te bezorgen. Je kon letterlijk het lood in zijn schoenen zien zakken en hem denken: ‘Toch niet weer datzelfde verdomde gezelschap!’  Zijn dikke groene gevoerde jas kon zelfs niet verbergen dat zijn schouders afhingen. Zonder enige intonatie zei hij: ‘Goedemorgen allemaal. Ik zie  weinig nieuwe gezichten. Ik denk de introductie te kunnen overslaan.’

We volgden de boswachter langsheen beken, grachten, rabatten, broekbossen en meanders. Overal voorzag hij ons van een degelijke uitleg, die de meesten onder ons al konden meelippen. De boswachter haalde, net zoals de vorige rondleidingen, enkele geplastificeerde kaarten – A3-formaat – uit  zijn draagtas, met de bedoeling die onder de geïnteresseerden te laten rondgaan. Niemand bekeek de kaarten nog. Ze gleden van hand tot hand en waren, nog voor hij zijn zin kon afmaken, terug bij hem aangekomen. ‘Maak je voort?’ vroeg de gefronste blik van de laatste deelnemer. De vragen zouden straks volgen, nabij “Het Diep”, een stuk ondoordringbaar bos waar een nulbeheer gold, omwille van de lage economische waarde, en omdat – doordat er het hele jaar door plassen staan – normale boswerken onmogelijk waren.

‘Jaja,’ klonk er ergens vanachter uit de groep, ‘maak dat de kat wijs.’

‘Dat zie je toch met je eigen ogen!’ repliceerde de boswachter.

‘Dat er een nulbeheer geldt. Ja, dat zien we,’ zei een ander.

‘Maar de prietpraat die daarop volgde, die geloven we niet,’ vulde de eerste aan.

‘Alle brulkikkers nog aan toe. Hoe lang gaan jullie me hiermee blijven lastigvallen?’

‘Totdat je het toegeeft.’ Er werd door iedereen instemmend geknikt. Hij stond er alleen voor.

‘Ik geef helemaal niets toe!’ De stem van de boswachter schoot de hoogte in. Vanuit zijn nek breidden de rode plekken zich uit over zijn wangen en op zijn rechterslaap lag een ader die hevig aan het kloppen was. Hij opende de bovenste twee knopen van jas en beende weg. ‘Als er geen vragen meer zijn, kunnen we verdergaan, ja?’

Het was een goede poging om ons voor blok te zetten: zijn rug draaien, oogcontact vermijden en de pas erin zetten. Maar we waren voorbereid. Deze truc kon hij misschien drie keer met ons uithalen, maar geen vierde keer. Het was hét moment om ons geheime wapen in te zetten. Een moeder duwde haar dochter naar voor, een dappere meid van een jaar of zes.

‘Mijnheer de boswachter? Mag ik nog een vraag stellen?’

De boswachter vertraagde en draaide zich om. Zijn gezicht klaarde op bij het zien van het onschuldige kind. ‘Natuurlijk, mag jij dat.’ Met de nadruk op die “jij”.

‘Heeft hij een naam?’

‘Wie?’

‘Wel, de bever. Heeft de bever al een naam?’

‘Nee, de bever heeft geen n… nnnnnn…’

De hele groep begon te grijnzen wanneer de boswachter wit wegtrok: ‘Hoe durven jullie een kind hiervoor in te schakelen! Hebben jullie dan geen enkele schaamte?’

‘Vertel het nu toch gewoon.’ ‘Ja, je hebt zonet je mond voorbij gepraat.’ ‘Geef het toch op.’ ‘Hoeveel wandelingen wil je ons er nog bij?’ ‘Waarom blijf je zo halsstarrig volhouden?’ We pookten elkaar en de boswachter op. ‘Omdat niemand het mag weten, stelletje nozems,’ brulde hij.

De boswachter had een punt. We keken schaapachtig naar elkaar, haalden de schouders op, knikten wat begripvol in het rond en staarden vervolgens naar de grond. We zouden het voorlopig daarbij houden. Dat er een bever woonde was inmiddels wel duidelijk en niemand wilde dat de boswachter uit zijn vel zou springen. In stilte wandelden we een tijdje achter hem aan, maar ook daar werd niemand vrolijk van.

‘Ligt dat bruggetje er nog?’ vroeg de langste man uit ons gezelschap niet zo heel veel later. ‘Welk bruggetje?’ zuchtte de boswachter. Twintig vingers wezen in oostelijke richting. De boswachter blies zijn wangen vol zoals een eekhoorn in de herfst: ‘Hoe weten jullie van dat bruggetje? Het gaat verdomme over twee planken in een ondoordringbaar stuk bos dat door niemand betreden mag worden.’ gilde hij. We konden geen deftig antwoord verzinnen, dus we zwegen. Even.

‘Kunnen we dat bruggetje misschien over, vandaag?’ ‘Het is tenslotte toch een begeleide wandeling.’ ‘En jij bent de boswachter, toch?’ ‘Echt vreemden zijn we niet meer voor elkaar, hé makker.’ Die laatste was erover. We wisten het allemaal toen we het hoorden. Een oerkreet galmde door het bos. Vogels vlogen luid krijsend uit de bomen op en wij… wij stoven uit elkaar. We zagen elkaar daarna nooit meer tijdens een van de begeleide wandelingen. Wél bij dageraad of zonsondergang in de buurt van het bruggetje, op zoek naar een bever.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: