Intermezzo: Proza!

Met kromgebogen rug wandelt de man in noordelijke richting. Alles is grijs en zal grijs blijven: het water van de Schelde; de langgerekte strook kasseien die de buitenbocht van de rivier omsluit; zelfs de Blauwe steen is niet blauw vandaag. Aan zijn voeten wordt het brakke water stroomopwaarts gestuwd. Golven botsen en klotsen tegen de kademuur. Het is een, tegelijkertijd, bedreigend en aantrekkelijk schouwspel. Subtiel voelbare vlaagjes worden door de westenwind het binnenland ingeblazen. Ze dragen de geur van slib, opgepikt boven de slikken en schorren van het land van Saefthinge. Straks, bij eb, zal de geur terug verdwijnen. De man ontwaart ook iets anders. Het parfum dat hij draagt, met tinten van okkernoot en sandelhout, wordt verdrongen door een walm transpiratie. Hij heeft gisteren beslist teveel ajuin gegeten.

De ferry die de linker- met de rechteroever verbindt, laveert tussen twee binnenschepen. De man schudt het hoofd bij het zien van de wirwar op het water en kijkt neer op het verwelkte bosje bloemen in zijn witte handschoenen. Hij verbijt zichtbaar zijn tranen. Huilen kan hij niet, want dan zou hij de tot in de fijnste details afgewerkte maquillage verknoeien. De zwarte lijnen rond zijn ogen, de verticale streepjes op zijn wit geschminkte bolle wangen, zijn felrode lippen, zelfs bij voorzichtig deppen zouden ze zich ongetwijfeld vermengen tot een wansmakelijk kleurpalet. Zijn baret is van zijn rosse haardos tot op de rand van zijn rechteroor gegleden en blijft daar naar goede gewoonte hangen. Het ding is gekrompen. Net zoals de rode zakdoek rond zijn nek. Die krijgt hij enkel nog met grote moeite dichtgeknoopt. Door de jaren heen zijn de eindjes van de lap stof korter en korter geworden. Tegelijkertijd zijn de man zijn vingers omgekeerd evenredig tot moeilijk beweegbare worstjes geëvolueerd.

Aan de horizon van de weg die hij nog te gaan heeft, ziet de man de contouren van het Mas, het Redstarline-museum en daarachter de haven met zijn havenhuis; een architecturaal meesterwerk. De parel aan de noordelijke skyline stelt een blinkende diamant voor, maar het is niet meer dan een glazen serre op een beschermd monument. Daar houden ze in Antwerpen van. De man ziet af van een poging zijn schouders op te halen. Het is te vermoeiend. Onder het gewicht zijn ze wat gaan afhangen. Een zielige weergave van zijn gemoed. Dat is ook hangerig geworden.

Met onmiskenbare overgave plaatst hij in grote passen de ene voor de andere voet. Dertig zet hij er zo. De kokmeeuwen en zilvermeeuwen scheren langs zijn hoofd en over het wateroppervlak naast hem. Met een doordringende hihi en rauwe jaarjaar lijkt het wel of ze hem luid uitlachen. Ter hoogte van de Goedehoopstraat houdt de man halt. Hij leunt op een vuilnisbak en hijgt hoorbaar. Elke ademteug heeft de nijging om in een piep over te slaan. Hij probeert tot rust te komen en draait zich met zijn rug naar de drukte op en boven de rivier. Nu glimlacht hij, want is alsof hij in een spiegel kijkt. Het gebouw op de hoek met de Sint-Michielskaai is net zoals zijn T-shirt: zwart-wit gestreept en met golvende rondingen. Enkel zijn twee bruine bretellen ontbreken aan het gebouw. Die zijn voor hem onontbeerlijk om zijn altijd afzakkende zwarte broek rond zijn bolle buik omhoog te houden. Met het bosje bloemen in zijn linkerhand en zijn rechterduim achter een bretel gehaakt, vervolgt hij zijn weg. Iets minder kromgebogen dan daarnet, maar nog steeds diep genoeg om makkelijk de blikken van andere wandelaars te ontwijken.

3 reacties op “Intermezzo: Proza!”

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: