De Kreuner

De buurman staat niet meer voor dag en dauw op. Dat deed die vroeger wel. Toen liet hij vanaf een uur of vijf (’s nachts!) de motor van zijn camionette onder ons slaapkamerraam draaien omdat zijn verf niet mocht afkoelen. De buurman is een binnenhuisschilder en binnenhuisschilders zijn blijkbaar elke ochtend lang in de weer met het nemen, verplaatsen, terugzetten, inladen, verdraaien en verschuiven van werkmateriaal. Ik heb hem daar ’s over aangesproken – niet over hoe hij zijn werk efficiënter zou kunnen organiseren – wel over dat laten draaien van die camionette en het gestommel onder het slaapkamerraam. Hij ging “zien wat hij er aan kon doen”. Drie maanden later waren onze gordijnen vervangen door een licht- en geluidswerend rolluik.

Nu hoor ik de buurman vanaf een uur of zeven ’s morgens. Niet meer onder ons slaapkamerraam, maar door de muren heen. Het is weeral even geleden dat hij zijn camionette nog heeft ingeladen. Misschien is hij uiteindelijk wél aan de slag gegaan met mijn opmerking over het ochtendlijke gestommel. Misschien is hij ziek. Niet dat het er veel toe doet, want nu ligt de focus op het ophoesten van rochels in de ochtend en daarna is er gekreun, de hele dag lang. Het is een gekreun dat ik niet associeer met die ochtendlijke rokersreutel, maar wel met zijn Thaise vriendin die nog steeds in Thailand woont en waar hij naar toe wil. Dat hoor ik hem zeggen in de vurige telefoongesprekken die hij zo een keer per week met haar voert. ‘I Come to You. Soon,’ roept hij dan in Apu-Engels.

Ik loop niet hoog op met Kreuners. Kreuners bezorgen me rillingen en ik hou niet van rillingen. Rillingen heb je niet onder controle. Ze zijn een van de (zichtbare) lichamelijke reacties verbonden aan emoties die ik niet voelen wil: schrikreacties bijvoorbeeld, empathische pijn is er ook eentje, en dan wat de Kreuners in me teweeg brengen: afschuw. Ik kan er niet mee om. Niet met de man die zich op de camping in een douchecabine kreunend afdroogt, niet met de werkman die kreunend een nieuwe kabel door het plafond trekt en niet met de buurman die zich kreunend naar een hoogtepunt toewerkt.

Natuurlijk heb ik de buurman zo langs mijn neus weg gevraagd naar zijn gezondheid. Uit compassie, eigenbelang, en bezorgdheid ook, maar die was: ‘tiptop, behalve dan een klein rokershoestje zo ’s morgens af en toe’. Dat ik hem kon horen hoesten, wilde ik antwoorden, maar ik zweeg. Net zoals ik zweeg over de niet-zo-dikke gemeenschappelijke muur en over het gekreun dat ik de hele dag hoor. Toch was het een gamechanger: de wetenschap dat het kreunen van de buurman niet gezondheidsgerelateerd was maakte dat de empathische pijn uitgeschakeld kon worden. Daartegenover stond wel dat de plaatsvervangende emotie afschuw in uitvergrote proporties het haar op mijn armen deed rechtkomen, telkens ik de rukker, excuus, de rakker hoorde kreunen.

Dus liet ik de radio heelder dagen opstaan. Ik praatte ook luider, in de hoop dat de buurman zou doorhebben dat wanneer hij mij, vice versa ik hem ook, horen kon. ‘Brengt geen zoden aan de dijk,’ zei de wederhelft terwijl hij het volume van de radio lager zette. Hij wist dat de buurman niet meer zo goed hoort en dat de man een sportfanaat is. Met name dan van cafésporten. Nu beeld ik me in dat buurman thuis in zijn zetel met een blik carapils en een koude pizza naar dartswedstrijden kijkt op een of andere sportzender. En dat de vele dartscompetities héél intens zijn om te volgen. En dat er héél veel pijltjes doel missen… En dat de buurman dan héél erg kreunt van de empathische pijn… De arme rakker.

3 reacties op “De Kreuner”

Plaats een reactie