De werken naderden gestaag. Een maand geleden kwamen ze met vertraging in de verte de hoek om: Rundvoortstraat uit en Achterstraat in. Schepkranen en bulldozers. Rioolbuizen en collectorputten. En daarna steeds dichterbij. Beetje bij beetje: van legoblokjes aan de einder tot verpletterend gebrul op geen twintig meter van de eerste tafel. Van amper hoorbare grondwaterpompen op de achtergrond tot de rookwolken dieseldamp van tractoren die op een steenworp voorbij het terras donderden. De Waard was er niet gerust op. Het zou niet lang meer duren vooraleer zijn Boerenhof een eiland in graafwerken werd.
De Waard overwoog om zijn zaak tijdelijk te sluiten. Meer dan de helft van zijn cliënteel is zeventig jaar en ouder. Bouwputten en broze botten blijven een slechte combo, wist hij. Geen van hen die haar of zijn leven waagt voor een filterkoffie. Slijk bij slecht weer, stof bij droog weer. Het zou altijd gedoe zijn. Bovendien: niet alleen de Achterstraat, het hele Torenplein moest er nog aan. Inclusief de stoep. Totaal onbereikbaar zou het café worden. Weken. Misschien wel maanden. Niemand die het wist. Broodroof, zuchtte de Waard.
Goed dat mijn maat dit niet meer moet meemaken, dacht ik toen een rupsband rakelings voorbijschoof. Hij had niet meer in het Boerenhof geraakt. Verstoken van vriend, pint en zo af en toe een stevige knuffel, want ook al woonde hij maar vier huizen verder in de straat – vlak naast de blauwe grondwaterpomp die als een fitte slagader elke zes seconden een straaltje water tuft – de opengebroken straat had zijn doodsteek geweest. Daar was geen chemokuur of radiotherapie tegen opgewassen. Nu was hij tenminste gestorven op de plaats waar hij het liefste was. Zijn staminee. De werken waren toen nog niet begonnen. Wat zou hij gevloekt hebben op het nooit opdrogende plasje water voor zijn oprit.
En zo schoven de werken op en zo bleef de waard zijn beslissing uitstellen tot het uur der waarheid daar écht was. Vorige week maandag ging het straatmeubilair op het Torenplein eraan. Dinsdag volgden de kasseien en de boordstenen. Hekken werden geplaatst en linten gehangen. Er moest maar eens een dronkenlap met zijn zatte botten in de bouwput sukkelen. Toen ik er dinsdagavond langsging om wat morele steun te geven, was ik niet alleen. De Waard pinkte net geen traan weg. Mogelijks van ontroering voor de massale steun, meer waarschijnlijk van blijdschap omwille van de uitzonderlijke recette…
Er werd gezegd dat het terras die dag al voor openingstijd volstond met cliënteel. Schouder aan schouder stonden ze. Het terras van het Boerenhof bleek de beste plek om de werken op het Torenplein te overschouwen. Alle stoelen waren bezet en er stond een haag van kijklustigen bij de dranghekken. Met kinderlijke verwondering keken de mannen én vrouwen naar de haarfijne kunsten van de twee kraanmannen. Oh’s en Ah’s klonken onder de golfplaten van het overdekte terrasgedeelte en bij het begin van het schof volgde er zelfs een zuinig applausje. Na de matinée, wanneer het gebrul was stilgevallen en het stof neergedwarreld, volgde er nog een uitgebreide nabespreking. Op het terras van het Boerenhof, natuurlijk. ’t Zou allemaal wel meevallen…

