De Dromer

Toen de Dromer nog de Klusser heette, praatte hij al met chatGPT, lang voordat het een ding werd. Hij was zijn tijd voor met de chatbots en nu was hij de eerste die sprak over de revival van het lucide dromen (ter zijde: dat doe je zonder drugs te gebruiken). De Zeebonk zat erbij en zei dat hij nooit droomde. Dat hij zich zijn dromen niet kon herinneren, verbeterde de Dromer hem. Want iedereen droomt. Bovendien kan iedereen leren om zich zijn dromen te herinneren. Het is een vaardigheid die oefening vereist. De Zeebonk moest geduldig zijn.

De Dromer duwde ter illustratie met de rechterwijsvinger in de palm van zijn linkerhand. Als die erdoor gaat, zei hij, dan zit ik in een lucide droom en dan begint de pret. Dromen sturen, de omgeving veranderen, vliegen, onder water zwemmen zonder zuurstof, noem maar op. Zoals de vertegenwoordiger van bovenmenselijk dromen liet hij zich door zijn enthousiasme voeren. De Zeebonk dacht er het zijne van en vroeg of we hem de Vrouwenbehager wilden noemen. Dat vond zijn vrouw geen goed idee.

We waren een weekend weg met vrienden. Huisje in de Ardennen. Met uiteenzettingen over het hammondorgel, de tafel van Gert, drie-D-printers, darkweb, Marianne Faithfull, menopauzes, antiek en aandelen tussen het wandelen en koken door. De Haarbal nestelde zich voor de open haard met de stemmen van het gezelschap als achtergrond van zijn dromen. Ik vroeg me af of de Haarbal ook lucide kon dromen en hoe zijn gids dan zou heten en of dat die gids een hond zou zijn of een mens. Daar moest de Dromer navraag naar doen.

De ontslagbrief van het geweten was de rode draad doorheen de gesprekken de eerste dag. Wanneer (en hoe) bedanken we voor uitnodigingen op feestjes waar we niet naar toe willen gaan? Trekken we ons nog iets aan van wat anderen misschien van ons denken? En als ons dat niet lukt, maakt ons dat dan pleasers? En is dat dan goed of slecht?  De Dromer stelde voor om dat lucide dromen toch een kans te geven. De Zeebonk had “moetjes” afgezworen. Daar was zijn vrouw niet mee akkoord.

Telefoon van het thuisfront. Ik werd om raad gevraagd. De rode draad van de dag trok zich door in het telefoongesprek. Doe je het voor jezelf? vroeg ik. Nee, zei de vriendin. Doe je het graag? Nee, werd er geantwoord. Levert het je iets op? Voltrekt er zich een ramp als je het niet doet? Er volgde nog twee keer een nee.  Dus je doet het voor iemand anders? Twijfel… misschien… waarschijnlijk… ja. Stoppen is een legitieme keuze, zei ik. Een keuze uitstellen ook. ‘Maar we blijven vrienden. Alles is vanaf nu win-win.’

Die avond liepen de meningen over liefde en romantiek uit elkaar. Van rozenblaadjes op het bed, tot samen naar de sterren kijken. Is romantiek niet gewoon gezellig samenzijn met de partner, best nog die van je leven? Of is het meer? Mijn jeugd is iets wat ze niet meer afpakken, zei de Dromer. Wat was het een tijd, beaamde mijn Wederhelft. Zalig, zei de Zeebonk. Romantiek maakte plaats voor nostalgie. En zoals nostalgie het verleden romantiseert, zo zal romantiek verleden en toekomst idealiseren. Ze voedden elkaar en vullen elkaar aan, zei er iemand, ik weet al niet meer wie. Dat vonden de heren te zweverig, dus begon de Dromer het vervolg van zijn uiteenzetting over het lucide dromen.

Later, zo is me verteld, botste de Dromer in zijn vlucht tegen een verlichtingspaal die op paars stond te knipperen. De Zeebonk, nog steeds sceptisch, riep dat hij voorrang van linksachter had. De Wederhelft zwom onder water naar hen toe en begon in zijn droomdagboek te kribbelen. Dat moet je doen als je wakker bent, zei de Dromer. De Zeebonk bleef herhalen: als ik droom, zal ik me herinneren dat ik droom, als ik droom, zal ik me herinneren dat ik droom…  De les lucide dromen begon zijn vruchten af te werpen.

Eén reactie op “De Dromer”

Plaats een reactie