P-e-r-i

‘Ik heb beslist dat ik niet meedoe,’ zei ik tegen de Wederhelft. ‘Waar heb je het over?’ vroeg die. ‘De perimenopauze,’ verduidelijkte ik. Het bleef even stil, dan antwoordde hij: ‘Ik wil nu niet de sfeerspons zijn, maar de menopauze kan je niet skippen, hoor.’ Sfeerspons. Dat woord had hij ergens opgepikt. Een collega van hem op het werk ook. Hun betrachting was om het zo vaak mogelijk te gebruiken en wijd te verspreiden zodat “sfeerspons” het woord van het jaar zou worden. Het is een echte kanshebber, wist de Wederhelft. En hij meende het.

‘De perimenopauze, “p-e-r-i” benadrukte ik. ‘Die bestaat niet,’ antwoordde de Wederhelft. ‘Die bestaat wél, maar ik doe dus niet mee.’ De Wederhelft bleef bij zijn standpunt: ‘Je kan niet uit een club stappen waar je niet bent bij ingeschreven.’ Hij had het wat gehad met de perimenopauzetsunami in de geschreven media en op televisie. ‘Er is werkelijk geen ontsnappen meer aan,’ zei hij. Hij had een punt. Straks schiet al die aandacht haar doel nog voorbij. Vrouwen én mannen worden bang gemaakt. Maar dat was net mijn punt: dat ik niet meedoe.

De maandag daarop kregen we les over dialogen en hoe die uit te schrijven met tags en actiebeats en zo. De Meester zei: ‘Twee dames van in de vijftig in dialoog laten gaan over de menopauze levert weinig boeiends op. Laat een vrouw van begin de veertig dat gesprek voeren met een man van een eind in de vijftig en dan kan het interessant worden.’ Ik voelde aan mijn water dat de Wederhelft en de Meester in hetzelfde kamp zaten. ‘Geloof me vrij. Ik spreek uit ervaring: dat is niet zo,’ wierp ik op. De Meester – die getroffen door een acute aanval van brainfog vergeten was dat mijn Wederhelft een pak ouder is – liet zich door zijn verbeelding meeslepen en maakte er prompt een volgende opdracht van: ‘Zeshonderd woorden. Ik-perspectief.’

Op veel empathie van de Wederhelft moest ik niet rekenen toen ik hem de volgende dag mijn relaas deed. Voor hem was het zo klaar als een klontje: er was een medicalisering bezig van een probleem dat er geen is, want niet elke ouderdomskwaal is “m-e-n-o” en al helemaal niet “p-e-r-i”. De Wederhelft kwam op dreef: ‘Als ik zo tegen mijn vijftigste in beweging probeerde te geraken, ging dat ook minder vlot hoor. Gewrichtspijn? Heus geen gebrek aan oestrogeen. Dat heet ouder worden. Haar dat dunner wordt op je kop? Hebben mannen ook last van hoor. En dan die befaamde brainfog! Alsof ik niet vergeet waar mijn sleutels liggen.’

Ik gaf nog wat tegengas, toverde enkele argumenten op tafel die hij als een geoefende sfeerspons pareerde. ‘Opstaan boven de vijftig? Dat is niet opstaan met de vraag of je een pijntje zal hebben. Nee: opstaan boven de vijftig doe je met de vraag welk pijntje die dag het mééste pijn zal doen. Depressieve gevoelens? Zo onlogisch is dat toch niet wanneer je op het punt komt dat de helft van je leven al gepasseerd is? En voor dat baardhaar op je kin kan je gewoon mee naar mijn barbier gaan.’

Eén reactie op “P-e-r-i”

Plaats een reactie