De buurvrouw

Dat het even na zeven was wist ik zonder op de klok te kijken. Wim De Vilder leidde net zijn tweede onderwerp in. De ernst die hij daarbij aan de dag legde, deed me vermoeden dat hij de volgorde van de items een moeilijke keuze had gevonden. Een nieuwe nacht vol bommen in Beiroet of de kwestie Demir die niet kiezen kon tussen het ministerschap of de burgermeestersjerp. Net op het moment dat Demir haar non-issue voor de ene, verkiezingsbedrog voor de ander, wilde toelichten, werden haar woorden overstemd door de deurbel.

Het was de buurvrouw. Met een pak hondenkoeken in de hand groette ze me zoals ze dat nooit eerder gedaan had. Goedlachs alsof we al jaren beste vriendinnen waren. De haarbal die kwam toegesneld rook de koeken, ik enkel argwaan. ‘Wat is hij toch een zoetje!’ kirde ze en ging daarbij door de knieën. Met haar vrije hand krabde ze de haarbal achter de oren. Op de achtergrond hoorde ik het wassende water van rivieren die in Bosnië uit hun oevers traden.

Waarom ze aan mijn deur stond was een raadsel, maar nog voor ik haar kon vragen wat er aan de hand was keek ze moedig naar me op. ‘Ik wil je bedanken voor… voor… wel ja, dus kijk…’ Ze toonde de koeken aan de haarbal. Ik kon werkelijk niets bedenken waarvoor zij mij of de haarbal bedanken kon. We spraken elkaar amper. Ik twijfelde zelf aan haar voornaam. Gitta? Gerda? Begon haar naam überhaupt met een G? Gina? ‘Bedanken omdat we buren zijn?’ vroeg ik. ‘Dat is toch niet nodig?’ De buurvrouw aarzelde even. We hoorden Wim De Vilder de celstraffen opsommen die de Belgische militairen kregen na een uit de hand gelopen caféruzie in Noorwegen. ‘Koeken voor de hond, dus,’ zei ze. Mergpijpjes van een bekend merk. De haarbal zijn staart viel bijna van zijn gat. Hoofdschuddend zei ik: ‘Zo jammer dat hij allergisch is aan die koeken.’

De buurvrouw forceerde in een glimlach haar tanden bloot. En alsof met zijn allergie de haarbal plots besmettelijk was geworden, stond ze recht. De koeken verdwenen in haar jaszak en uit een andere zak toverde ze een stapel verkiezingspropaganda tevoorschijn. ‘Wij komen op bij de verkiezingen,’ zei ze. Daar had je het: het geweer werd van schouder gewisseld. ‘Wie is die “wij”?’ vroeg ik. ‘Dat is mijn man. Jouw buurman. David. Dave voor de vrienden,’ antwoordde ze. ‘David?’ ‘Dave,’ verbeterde ze me en of ik al wist op wie ik volgende week zou stemmen. Dat wist ik, maar zolang Wim De Vilder bleef hangen bij de extra taks van de EU op Chinese importproducten wilde ik gerust van kromme haas gebaren. ‘Ik twijfel nog,’ antwoordde ik met gladgestreken gezicht.

Zichtbaar opgelucht met die kans vroeg de buurvrouw of ze me een suggestie mocht doen. Ik nam de twee brochures van haar aan en scande ze vluchtig. ‘En waar stem ik dan op of voor?’ vroeg ik. ‘Op mijn man, mag ik hopen, die staat op de zeventiende plaats, daar, ziet u?’ Ze wees naar het rode vinkje naast de naam op de tweede rij in de vierde kolom. ‘En om op uw vraag te antwoorden, je stemt dan voor verandering.’ ‘Natuurlijk,’ zei ik, ‘want zoals het nu gaat, gaat het…’ Ik maakte mijn zin met opzet niet af. ‘Niet goed, dus,’ zei de buurvrouw. Blij dat ik de boodschap bijna begrepen had.

Toch, haar bezoek en het drukwerk vroegen om wat toelichting. Dat wilde de buurvrouw graag geven. De zones dertig? Afschaffen die handel.  Het bermbeleid? Gemillimeterd zoals het vroeger was. De KMO-zone? Uitbreiden. Hoe? Door subsidies te geven aan bedrijven die zich in de gemeente willen vestigen. Dus meer beton buiten de dorpskern? En in de dorpskern ook, want samen met de afgeschafte zone dertig moeten er ook meer parkeerplaatsen voor auto’s komen. Vlak bij de kerk en de winkels, want dat is goed voor de lokale middenstand. Weer gingen de tanden bloot. Achter me begon er een reportage over de wildgroei van appartementen in landelijke gemeentes en de daarbij horende mobiliteitsproblemen.  ‘Ongetwijfeld heeft de partij van je man ook daar een mening over?’ opperde ik. ‘Meer appartementen in de kern, dat is evident,’ antwoordde ze.

Ik kuchte. Was het journaal naadloos in sport overgegaan? Nee, het ging dan wel over het WK Gravel, maar vooral ook over het natuurgebied waar ze dat weekend doorheen zouden baggeren. ‘Als je het niet erg vindt?’ Ik maakte aanstalten om terug naar binnen te gaan. ‘Natuurlijk,’ antwoordde ze en kon zich er toe brengen toch nog even over de haarbal zijn kop te wrijven. ‘Zal ik dan nog ’s terugkomen met grote-mensen-koeken?’ vroeg ze op een hoge kindse toon aan de haarbal? ‘Zal ik dat doen? Hé? Zal ik dat doen?’ ‘Zo goed als gehad,’ antwoordde ik in zijn plaats, ‘maar daar is hij ook allergisch aan.’

Ik trok de haarbal bij zijn halsband naar binnen, wenste de buurvrouw nog veel succes, sloot de deur en bedacht me dan pas dat ze niet de haarbal maar mij wilde omkopen met de “grote-mensen-koeken”. Ik hoopte maar dat ik haar niet beledigd had. Misschien vond ze me gewoon gat-achterlijk. Dat was dan wederzijds. De brochures gingen in de papiermand en samen met de haarbal keek ik nog naar het laatste deel van het journaal: een “beestig verslag” over werelddierendag. Ik verwende de haarbal met een berg koeken zonder verkiezingsslogan en bedacht met hoeveel leute hij door het hoge gras rent en hoeveel veiliger de straat voor hem geworden was sinds die zone dertig was. Het was alleen maar te hopen dat de rest van het dorp diezelfde mening was toegedaan. Helaas.

2 reacties op “De buurvrouw”

Plaats een reactie