Voor dag en dauw (en alsnog te laat) rolde ik vorige week maandag uit bed. Snel-snel trok ik wat kleren die op de badrand lagen aan – te proper voor de wasmand, nog goed genoeg voor een dag thuiswerk. De ochtend verliep daarna net zoals alle andere dagen, repetitief met mezelf in ondergeschikte rol en volledig in het teken van de haarbal: een knuffel, een tot op de gram afgewogen trog droogvoer en een bak vers water, geschrok, gelebber, en daarna de ochtendwandeling. Het schemerde nog, dus wat deerde het: niet opgemaakt, met een rattekop en in een allegaartje van lagen kleding die onmogelijk bij elkaar konden passen, ging ik naar buiten.
Daar bleek de schemer toch niet meer zo schemerig te zijn.
We maakten het standaard blokje om, langs de exclusieve nieuwbouwappartementen die door de lokale projectontwikkelaar (en goede vriend van de burgemeester) op het laatste stukje groen in de straat waren neergepoot. Ik had haast. De haarbal niet. Zag ik de zon al opkomen? Inderdaad, en in die eerste zonnestralen stonden op de privéparking drie dertigers tussen hun Audi Q-GT-E-Tron 7 of 8 en een BMW X-weet-ik-hoeveel met gepersonaliseerde nummerplaten. Daartussen rende een tweeling van een jaar of drie heen-en-weer in identieke pakjes van Johny Bilfinger of Caloste of zo. Influencers. Ongetwijfeld. En van alle leeftijden.
Natuurlijk, kromde net op dat moment de haarbal zijn rug en perste er een drol uit, zo groot dat ik betwijfelde of ik hem wel met één kakzakje kon opruimen. Dat lukte. En terwijl ik kunstig een knoop in het zakje draaide verscheen er een oranje gloed als aura rond het gezelschap op de parking. Ik ken fotografen die een vingerkootje zouden afgeven voor die lichtinval daar. Het had zo een beeld uit een reclamefolder van de A.S. kunnen zijn. ’t Zag er prachtig uit en ze wisten het.
Doorgaans kan het me niet boeien wat anderen van me denken. Die bewustwording bleek toen ik het ontdekte behoorlijk bevrijdend te zijn. Kunnen zeggen wat ik wil. Doen wat ik wil. Waar ik wil. Niet doen waar ik geen zin in heb. Dingen mijden die mijn dag verstoren. Mensen ontwijken die mijn humeur ontwrichten. Heerlijk. Bijkomende plus: schaamtegevoel valt weg. Een vrijgeleide van jezelf is het, een vrijkaart, om buiten de lijntjes te kleuren. En toch die maandagochtend, voelde ik me een slons, dik, onverzorgd en bovenal geïntimideerd.
Andere dagen gunnen de bewoners van het luxevastgoed mij geen blik waardig, maar daar, in de meerderheid, bekeken ze mij alsof ik wat verderop uit een vuilnisbak was gekropen. Eentje meende ik zelf te zien kokhalzen, maar dat kon ook een oprisping geweest zijn van de ongetwijfeld koude koffie in die cup van Starbucks. God weet waar hij die gehaald had, want nergens in de wijde omtrek van ons keuterdorp kan je een Starbucksfiliaal vinden.
We wonen op de boerenbuiten, wilde ik schreeuwen, maar ik had er de ballen niet voor. Ik stak dan maar de rug van mijn linkerhand omhoog. Vier stippen in hun richting. Allemaal samen tegen pesten! Stip It! Die is helemaal doorgedraaid, moesten ze gedacht hebben want het omhooggeschoten drietal rolde letterlijk met de ogen. Dan heb ik liever geen vrienden, mompelde ik. Voor geen geld van de wereld zou ik deel willen uitmaken van hun gesponsorde Instagramwereldje. De idylle aan het begin van de dag is ‘s middags doorprikt mocht je in hun kielzog lopen. Ze laten ons ook dat maar zien wat ze willen dat we zien. Plaatjes met filters. En zo startte de dag met wederzijdse vooroordelen. Iedereen vooringenomen.


2 reacties op “Plaatjes”
Het leest heel vlot, knap geschreven.
LikeLike
👍
LikeLike