Ik stel voor dat we het bij de feiten houden. Eerste feit: Luxemburg is een prachtig land. Als je één keer het Mullerthal bezocht, wil je meteen terug. Tweede feit: De campingklever is waarschijnlijk nog in leven. Erg oud was hij niet vorig jaar en de kans dat hij dezelfde periode dit jaar op dezelfde camping ronddwaalt is bijzonder groot, dat zei hij zelf. Feit drie: Van zodra Nederlanders met drie of meer zijn, maken ze het graag “gezellig”. Vanzelfsprekend zijn we de belevenissen van onze laatste kampeertrip niet vergeten, maar het zit in de natuur van de mens: de nare dingen die vervagen en de mooie onthoud je al wat gemakkelijker. Da’s meteen feit vier. En dat ik nooit meer kamperen wil, feit vijf.
De wederhelft en ik zijn geen uilen. De camping waar we vorig jaar zaten was groot genoeg om de campingklever te ontwijken. We wisten dat hij een vaste plek had, dus reserveerden we een plaats hélemaal aan “de andere kant van de camping”. Dat die plaats kwam zonder elektriciteit, was een euvel dat we wel zouden overwinnen. Voor alles is een oplossing. Behalve campingklevers. Die zijn bijzonder hardnekkig.
De eerste avond zag er veelbelovend uit, met vele ruime, open plekken en (voorlopig) geen naaste buren. Een – op het eerste zicht – sympathieke jongeman op een fiets arriveerde op de plaats aan de overzijde van de weg. Hoi, zei hij met een Nederlandse tongval. Goedkope plaatsen was de eerste gedachte die spontaan in me opkwam. En dan drong het besef traag door dat “de andere kant van de camping” vorig jaar een vreselijke janboel was.
Laat me toch nog even benadrukken dat Nederlanders bijzonder fijne mensen zijn… in Nederland. We waren er laatst nog op vakantie en hadden er de tijd van ons leven. De mensen daar waren vriendelijk, behulpzaam en, écht waar: ze maakten er onze tijd daar nog aangenamer op. Maar vanaf het moment dat ze de grens overgestoken zijn, durven ze in onbelemmerde, luidruchtige schepsels te veranderen die zonder enige terughoudendheid behoorlijk vrijpostig kunnen zijn. Zij noemen het “gezellig”. Ik noem het een kwelling.
Dus die kerel met zijn fiets die daar moederziel alleen zijn tentje aan het opzetten was, zag er op het eerste gezicht sympathiek uit. Dan kwam er een grietje met groene lange haren aanzetten. Zij was te voet, zag er wat sjofel uit ook, en de kans dat zij het liefje van de kerel was, achtte ik eerder aan de kleine kant. De wederhelft stond op het punt hen iets aan te bieden. Moedig vond hij hen: zo mini bepakt met de fiets helemaal vanuit Nederland de bergen in. ‘Zij is niet met de fiets,’ stelde ik vast. Die twee waren de voorbode van iets. De wederhelft wilde me niet geloven en suste me: twee Nederlanders zijn zelden écht luid.
Hij was nog niet uitgesproken of er kwam een rode Opel Astra de hoek omgereden. Er stapte een gozer uit de wagen waarvan ik instinctief dacht: Wat heeft Joost Klein in hemelsnaam op een camping te zoeken. Natuurlijk was het Joost Klein niet. Wel een afkooksel ervan, met een roze trui, plastiek broek, veel te grote zonnebril en blauw haar (op dat moment nog verborgen onder een haarband en knaloranje petje). Dat het drietal niet was gekomen om te wandelen, of te klimmen, of wat dan ook, werd duidelijk toen er uit de kofferbak een grote rode kist werd gehesen. Zoals een rasechte verkoper toonde de gozer zijn waren: een gitaar, een ukelele, een mondharmonica en een berg verkleedkleren die de twee anderen meteen wilden passen.
Al bij al bleef het die avond redelijk rustig. Tot ze zo rond een uur of elf uur met z’n drieën een lied wilden componeren. Erg vlot verliep dat niet en geen van hen had een aanleg voor tokkelen of toonvastheid. Om twee uur ’s nachts kwamen ze zelf ook tot die conclusie. Daar wilden ze toch nog even over brainstormen. Ik stond op het punt de haren uit mijn kop te trekken en stompte de wederhelft wakker. Wat is er met de campingetiquette gebeurd! Hij bezwoer me te zwijgen, zo midden in de nacht, draaide zich om en snurkte verder. Hoeveel gezelliger zal het morgen nog worden als de rest hier is, hoorde ik het meisje zeggen. Grienend trok ik de slaapzak helemaal over mijn kop en begon uit te rekenen hoeveel de tent en het kampeermateriaal zouden kunnen opbrengen als ik ze tweedehands zou verkopen. Zo viel ik uiteindelijk in slaap.
Enkele uren later werd ik wakker van de peuter van de buren. Hij maakte zowaar nog meer lawaai dan het drietal met de ukelele en de mondharmonica. ‘Dit meen je toch niet,’ zei ik luid en stak mijn kop naar buiten. De buurman van twee plaatsen verder stond met de armen gekruist voor zijn tent. Hij keek me aan met een vermoeide blik: ‘Dat doe ik wel.’ ‘Met opzet?’ vroeg ik. Hij haalde zijn schouders op, pakte de bal van zoon af en smeet die met een aanzienlijke kracht tegen de tent van de overburen. De kleine rende er gillend van pret achteraan. ‘Hulp nodig?’ vroeg ik. ‘Alle hulp is welkom,’ antwoordde hij.
Zodoende fluisterde ik tegen de haarbal: ‘Pak de bal. Pak de bal.’ De haarbal stoof de tent uit en liep de kleine omver. Het kind begon te huilen en de haarbal te blaffen. Heerlijk was het en toegegeven: de vader en ik wachtten misschien net iets te lang om in actie te schieten. Maar zie je, we waren echt nog héél erg moe. Uiteindelijk ging ik achter de haarbal aan, brulde de longen uit mijn lijf: ‘Hier! Af! Zit! Los!’, en struikelde daarbij jammerlijk enkele keren over de spanlijnen van de tenten van het drietal. De vader deed niets om zijn zoon te troosten. Integendeel, ik hoorde hem zeggen: ‘Huil maar, jongen. Laat die tranenfabriek maar ’s goed werken.’
Uit de tenten klonk er gejammer en gezucht. Ik ben er niet trots op, maar wat deed dat deugd. ‘Koffie?’ vroeg de buurman luid. Dat liet ik me welgevallen. Natuurlijk, niet alleen de drie Nederlanders, iedereen in onze nabijheid was wakker gemaakt. De wederhelft kon er niet mee lachen. ‘Dit is een camping. Gedraag je daarnaar. Zo ga je hier echt geen vrienden maken,’ zei hij. ‘t Is maar hoe je het bekijkt,’ antwoordde ik en stak samen met de buurman een kop koffie de lucht in. Een denkbeeldige toast op de fijne samenwerking.


Eén reactie op “De camping deel II”
Wij zijn ook naar Luxemburg geweest dat weekend. Hadden wel leuke buren, geluk hebben zeker ? 😉
LikeLike