Ik kreeg chocolade en een kaartje op de dag van het sociaal werk (negentien maart was dat). De rest van het jaar deel ik schouderklopjes uit op andere bijzondere dagen. Zoals de dag van de zorg, bijvoorbeeld. Daar zouden er trouwens meer van mogen zijn, maar dan blijkt, na wat opzoekwerk, dat ze ergens verderop in het jaar nog ‘s een hele week krijgen. Met acht dagen zitten ze wel goed, denk ik dan. Want velen verdienen zo’n themadag en een heleboel zaken die wat minder sexy zijn, hebben er ongetwijfeld baat bij om een dag in de spotlight te staan. Autisme en Parkinson bijvoorbeeld. Ja, zelfs pijn en armoe. Dingen die snel in de vergetelheid durven te geraken of, erger nog, in de taboesfeer. Laat me dus stellen dat ze terecht “hun” dag hebben.
Maar er zijn grenzen. Zo passeerde er de voorbije week de “Dag van de fietshelm”. Check het journaal van tien april als je me niet gelooft. Ik schrijf dit met het grootste respect voor al diegenen die er een draagt; Plaats de fietshelm in de aandacht zoveel je wil, maar een themadag verdient die niet. Er zijn er (maar) driehonderdvijzenzestig uit te delen, en er zijn minstens evenveel betere opties. De gloeilamp, het draaiorgel, olieverf, krulbollen. Ik werp maar wat op.
Wat ik bedoel is dat die dag van de fietshelm alle andere ridiculiseert. Wat is zo’n themadag nog waard, als zelfs een fietshelm er een kan krijgen. Vroeger had je Moederdag, Vaderdag en secretaressedag. Daarmee was de kous af. Nu wil elke lobbyist een dag voor zijn boodschap. En er zijn echt goede kwesties die terecht in de aandacht komen. Zo is er ergens in de loop der jaren, en met wat voortschrijdend inzicht, de wereldvrouwendag uitgevonden. Dan de dag tegen discriminatie. Daarna de wereldmannendag (die wrang genoeg zijn themadag deelt met die voor de preventie van kindermisbruik) En nog wat later kreeg ook de dag voor uitbanning van geweld tegen vrouwen, een plaatsje in het kalenderjaar. Eén voor één achtenswaardige onderwerpen. Echt waar. Toen was er negen april. De dag van de fietshelm…
Het lukt niet om niet cynisch te worden van onzin als dit. Het is ter preventie van ernstig hoofdtrauma. Dat is de laatste jaren gestegen. Dat komt omdat er jaar na jaar, steeds meer fietsers betrokken zijn in verkeersconflicten. Omdat de fietser in die situaties iets makkelijker met zijn kop tegen de grond smakt dan een doorsnee automobilist, willen “ze” – lees: de verzekeraars en een overijverige ambtenaar – dat er fietshelmen worden opgezet. Met zachte dwang, als het kan. Verplicht, als het moet. De verantwoordelijk voor dat hoofdtrauma wordt dus bij de fietser gelegd: kop bezeerd? Ach ja: had je maar een helm moeten dragen. Eigen schuld dikke bult. Wel: ze mogen die helm steken waar de zon niet schijnt, ik vertik het. Ik draag het niet. Dat “ze” er maar eerst voor zorgen dat er met een andere en betere verkeersinfrastructuur minder ongevallen gebeuren.
Ik merkte dat mijn wijsvinger een eigen leven was gaan leiden. ‘Kalmeer toch. Straks smoor je nog op,’ zei de wederhelft. Hij stelde voor om naar de crèmerie te fietsen. ‘Kan je wat afkoelen, eerst met de haren in de wind en daarna met een ijsje in de mond.’ Hij heeft soms goede ideeën. Niet veel later fietsten we zij aan zij. De haarbal in de kar achter ons. De zon scheen en de geuren van de lente en zijn bloesems kwamen in vlagen op ons af. Een mens heeft niet veel nodig om gelukkig te zijn. En ook niet veel om ongelukkig van te worden. Een veter bijvoorbeeld, die blijft vastzitten aan het pedaal.
Als een strop trok die veter mijn linkerschoen strakker en strakker vast in de trapas. Ik merkte te laat dat ik in een penibele situatie terecht was gekomen en slaakte een hulpkreet. ‘Trap achteruit. Naar achteren, snel!’ adviseerde de wederhelft. Ik deed nog een halfslachtige poging, maar het haalde niets uit. Gelukkig had ik al heel wat vaart geminderd op het moment dat ik tegen de vlakte ging. Geluk bij een ongeluk: ik mistte met mijn kop op een haar na het asfalt en belandde vlak ernaast in een grote pluk gras. Op wat schrammen na: ongedeerd.
‘Pfff…’ zuchtte de wederhelft terwijl hij traag een Zwitsers zakmes tevoorschijn toverde. ‘Die andere weggebruikers toch. Gelukkig ben jij wél een goede fietser en zou het dragen van een helm enkel nodig zijn omdat alle andere onverlaten op de weg er een gevaarlijke bende van maken.’ ‘Snij me los en hou je sarcasme voor je,’ jammerde ik vanonder mijn fiets. ‘Wat denk je van een fietshelm als verjaardagscadeau?’ stelde de wederhelft voor. ‘Dan nog liever een driewieler.’ De haarbal huilde stilletjes met me mee.


2 reacties op “De fietshelm”
Helemaal mee eens 😉
LikeLike
de oplossing
https://www.metronieuws.nl/entertainment/2021/05/terug-van-weggeweest-sokken-in-sandalen-zijn-weer-in-de-mode/
LikeLike