De Nabeschouwing

De vraag of mijn plan nu wel of net niet mislukt was, bleef door mijn hoofd spoken. Wanneer spreekt men trouwens van een mislukking? Is het een balans die in het midden omslaat van slagen naar falen? Of is het een graduele schaal? In dat geval, waar zou ik dan geëindigd zijn? Op een twee op tien? Misschien wel een drie. Want écht falen deed ik niet die avond. Er was nog hoop. Dus het was zeker geen nul. Of zo’n pathetische één, die evengoed op een faliekant falen wijst: een nul zonder er een te zijn.

Evenwel, na de bedroevende reactie van de wederhelft kon ik niet anders besluiten dan dat de uitwerking van mijn plan te brutaal was geweest. Hoe had ik me zo in zijn stugheid kunnen vergissen? Ik was te overhaast tewerk gegaan, had meer geduld moeten opbrengen, zoals met taaie stukken stoofvlees die je best eerst prikt voor je ze lang in de pot laat sudderen. Heel lang laat sudderen. En bij twijfel nog wat langer. Je zou denken dat ik me daar, na veertien jaar samenzijn, niet meer aan zou laten vangen. Zo zie je maar.

Het plan was nochtans op verschillende blaadjes en tot in de kleinste details uitgewerkt geweest. Met onderstreepte woorden, pijlen en hier en daar een omcirkeling rond de belangrijkste stappen. Met B- en C-plannen, en uitwijkmogelijkheden voor alle dingen die konden mislopen. Wat was het toch zonde dat ik me in dat laatste gesprek vergaloppeerd had. Te zegezeker was geworden. De gedachte dat er met een betere timing, een hele andere uitkomst had kunnen zijn, bezorgde me een  zure oprisping. Hoewel, de smaak van chocolade verraadde dat er een oorzakelijk verband was met het dessert van die avond.

Er drong zich een terugblik op wat er hoe, waar en wanneer was misgelopen. Dat deed ik best nog diezelfde avond omdat alles nog fris in mijn geheugen zat. Én omdat een ongeschreven evaluatie snel onoverzichtelijk, en bovendien veel te snel vergeten wordt, besloot ik notities te nemen. Zodoende probeerde ik me in chronologische volgorde alles terug voor de geest te halen; van het kleinste non-verbale signaal tot de bedroevende reactie van de wederhelft.

Het eerste wat ik neerpende was: Onvervulde hoop maakt ziek, vervuld verlangen is een levenswerk. Dat was ooit een spreuk van Bond Zonder Naam. Daar zou ik hoop – of beter nog: moed – moeten uit kunnen putten. Jammer genoeg was er een voorgangster geweest. En koppels waar het recent nog was bij misgelopen. Collega’s ook, die de wederhelft wat wijsmaakten. De ideeën van dat stelletje idioten waren doorgaans dwaas tot bespottelijk. Dat zou pas een schaal zijn. De Maat van de Idiotie. Die zou ik later uitwerken, maar ik noteerde in de kantlijn toch snel de woorden: halfgaar, potsierlijk en grotesk.

Ik dwong mezelf terug naar de essentie te keren. De wederhelft was van mening geweest dat een ezel zich niet twee keer aan dezelfde steen stoot. Zelfs met de beste bedoelingen kon je daar geen compliment van maken. Ach, de angsthaas was verre van het punt om in te binden. Toch denk ik soms: ik was er bijna, maar wat is dat waard? Bijna… Een oud spreekwoord zegt: Bijna is nog niet half, en een koe is geen kalf. Dat deed me aan het verhaal van de oude boer Hendrick en zijn koeien denken. Boer Hendrick was in een ver verleden te weten gekomen dat ze in Japan hun koeien masseerden en bier te drinken gaven om zo het vlees malser te krijgen. Hij had het zelf ook een paar maanden geprobeerd, maar dat was geen succes geweest. De kalveren werden dronken en zijn vrouw jaloers. Toch school er misschien wel een waarheid in het idee. Ik moest dringend een nieuwe fles whisky in huis halen. Dat was absoluut iets om neer te schrijven.

Eén reactie op “De Nabeschouwing”

Plaats een reactie