Vorige zondag is het wat misgelopen, waardoor er vertraging is opgetreden, een gat is ontstaan, een overbrugging, een week zonder, ik weet niet hoe ik het benoemen moet, maar het knaagt, dat is wél zeker. Ik ben een verklaring schuldig.
Vorige week zondag begon als een prachtige dag. De mist, opgewarmd door de eerste zonnestralen, kronkelde in slierten op uit de vallei van de Semois, hoger en hoger, tot ze uiteindelijk verdampten aan een steeds helder wordende hemel. De wandeling was uitgestippeld, de rugzak gepakt, stevige wandelschoenen aangetrokken en regenjas, muts en sjaal uit voorzichtigheidsprincipe mee. Zelfs een lijst met bossen waar er gejaagd werd. De boswachter zou ons geen tweede keer klissen.
Dit is misschien nog het vermelden waard: de dag ervoor stonden we bij een rood bordje naast de kant van een wandelpad te twijfelen. Er stond een mannetje met een geweer op afgebeeld en twee datums: de daaropvolgende dag en de dag daarna. Het was duidelijk, er zou gejaagd worden in dat gebied. ‘Maar niet vandaag,’ zei de wederhelft en hij wandelde het bos in. Op dat moment stopte er een groene jeep, nogal bruusk. Het was de boswachter. Of we kleurenblind waren, vroeg hij. Rood betekende rood: geen doorgang dus. En al zeker niet met een jachthond.
Terug naar die prachtige zondag; de wederhelft, de haarbal en ik wandelden Gros-Fays uit en een bos in, waar – dat hadden we nagekeken – niet gejaagd werd die dag. Of de dag erop. We volgden de aangeduide wandeling van de rode ruiten. De wandelkaart werd na een halfuur opgeborgen. Ik had de haarbal, in snuffelmodus, aangelijnd. De wederhelft wees de weg. Hier naar links. Rechtdoor. Splitsing naar rechts. Bruggetje over.
We waren ondertussen makkelijk een uur verder. ‘Linksaf,’ zei hij. Ik zocht naar een pijl met de rode ruit. ‘Hoe weet je dat,’ vroeg ik. ‘Daar staat de pijl,’ antwoordde hij nonchalant. ‘Dat is een blauwe rechthoek,’ stelde ik vast. ‘Ja, en die blauwe rechthoek wijst naar links,’ zei hij. ‘We volgen de rode ruiten,’ zei ik. ‘Nee, we volgen de blauwe… Verdorie…’ De wederhelft zweeg. ‘Hoelang volgen we die blauwe ruiten al?’ vroeg ik. Hij had geen idee.
We namen de kaart erbij. Verder de wandeling met de blauwe rechthoeken volgen was geen optie (te lang voor de korte pootjes van de haarbal) maar we vonden wel een alternatieve route: die bevond zich bij benadering een kleine kilometer westwaarts. Daar liep een weg, bewegwijzerd met groene kruisen die terug naar Gros-Fays leidde. We moesten gewoon even dwars het bos door. Op kompas.
We klauterden langs bomen en door het struikgewas de heuvelkam op en daalden, zigzaggend, de braamstruiken ontwijkend, in een volgend dal af. Beneden aangekomen bleek dat we nog geeneens halfweg waren. Dus we ploeterden verder: enkeldiep door modder; naast en over een snelstromend riviertje. We bereikten een weg, een karrenspoor dat ons nergens dichterbij zou brengen, staken over, herpositioneerden ons op de kaart en bereidden ons voor op een nieuwe steile klim. Boven aangekomen hadden we een adembenemend uitzicht met in de verte de gravelweg waar we naar op zoek waren.
‘Verdomme!’ De wederhelft wees naar ons richtpunt. Over de hele lengte van de gravelweg zagen we jagers die zich bij jachttorens of posten achter een schutting bij de grond positioneerden. ‘Maken dat we wegkomen! Naar het karrenspoor dat we daarnet overstaken!’ commandeerde de wederhelft. We namen dezelfde weg terug, gleden langs de flank van de bergkam naar beneden. De adrenaline joeg door mijn lijf. De haarbal vond het fantastisch, zo met z’n drieën naar beneden rennen. We spetterden door het riviertje. Wat kon het ons nog schelen dat we nat werden en klommen terug naar boven.
Het laatste stuk was te steil voor de haarbal. ‘Klim jij voor tot op de weg, ik steek de haarbal naar boven en dan pak jij hem aan,’ zei de wederhelft. Ik klauterde de laatste meters omhoog, greep naar een stevige wortelstronk en trok me op. ‘Putain! Qu’est-ce que vous faites ici?’ Het was de boswachter. ‘Pak je… de haarbal aan? Tweeënder… tig… kilo.’ smeekte de wederhelft zwoegend onder me. ‘Ik denk dat we eerst even moeten overleggen, schat.’
De boswachter was woedend. Natuurlijk geloofde hij niet dat we zonder het te weten zijn jacht waren binnengeslopen. We kregen alle twee een boete én een rekening voor het vervoer naar Alle, (het dichtstbijzijnde dorp) aangesmeerd. We waren dan wel veilig, maar héél ver van ons vakantiehuis. Terugkeren durfden we pas lang nadat we het laatste geweerschot hadden gehoord. Gelukkig was in het etablissement “Au Roi de la Bière” het bier fris en het eten warm. Ik kwam niets te kort, behalve tijd om een stukje te schrijven…
Fijne feestdagen!


2 reacties op “Met vertraging”
😂😂😂
LikeLike
🙂 Dag Els, je kan misschien een abbonement geven op een wandelapp. Dan is de route steeds duidelijk 😉 > outdoor active, alltrails, … haarbal wandelen, …
LikeLike