De wederhelft had een exquis restaurant uitgekozen. We hadden iets te vieren. Met witte tafelkleden, porselein in aardetinten, zilveren bestek, kaarsen en verse bloemen waren er kosten, noch moeite gespaard om een intieme sfeer te creëren. Het geroezemoes van de andere klanten werd evenwichtig overstemd door een speellijst Franse chansons in een jazzy uitvoering. We zaten vlakbij de passe, maar dat stoorde niet. Het was zelfs een genoegen om, zo nu en dan, een blik in de keuken te kunnen werpen. Als ik me een beetje naar links boog, kon ik zelfs tot helemaal achteraan kijken. Buitengewoon plezierig voor iemand zo nieuwsgierig als ik.
We waren nog aan het nagenieten van de amuse-gueule wanneer er een bulderlach door de keuken galmde en vervolgens langsheen het keukenpersoneel, over de schouders van de chef – die aan de passe stond – de gelagzaal in golfde. Twee tafels verder liet een kokette dame een vork uit haar handen glippen, net op het moment dat er een collectieve ingehouden zucht de ruimte vulde. Het luide gekletter van zilver op porselein versterkte de stilte die daarop ontstond. Niemand durfde nog te spreken. Iedereen keek vragend om zich heen, benieuwd naar wie – of wat – zulk geluid kon produceren. De maître d’ hotel, die net bij onze tafel was komen staan, zuchtte, greep met duim en wijsvinger naar zijn wenkbrauwen en draaide op zijn hielen honderdtachtig graden: linea recta naar de pass. De twee obers en de sommelier haasten zich van tafel naar tafel om de klanten te sussen. Het was de afwasser maar. Iedereen kon rustig verder eten. Geen zorgen, mevrouw. Wenst u nog wat wijn meneer? De wederhelft bedankte de ober, maar ik… ik kon niet meer van de passe en de keuken wegkijken.
‘Wie liet er een pot aanbranden?’ brulde de chef op aandringen van de maître die met beide handen de passe zo hard vastgreep dat zijn kneukels er wit van wegtrokken. ‘Dat was de braadmeester chef!’ werd er naar hem teruggeroepen. De maître vloekte: ‘Waarom ontsla je die kwast niet? In de gelagzaal denken ze dat er een levend zwijn gevild wordt.’ ‘Welke kwast bedoel je?’ vroeg de chef. ‘De braadmeester of de afwasser?’ ‘De afwasser, natuurlijk,’ antwoordde de maître, ‘Heb je de braadmeester ooit zulk geluid horen voortbrengen? Die man is een pink dik.’ De chef reageerde gepikeerd: ‘Denk jij nu echt dat we met een vingerknip een vervanger kunnen vinden? De afwassers staan echt niet in de rij hoor.’ ‘Hou-die-mislukte-circusartiest-dan-weg-van-aangebrande-kookpotten-en-schuurborstels!’ siste de maître met de tanden op elkaar geklemd. ‘Wij zijn het in de zaal beu om telkens opnieuw de gemoederen te bedaren. Dit is een gerenommeerde zaak, in hemelsnaam!’
Ik boog me zo ver naar links dat de wederhelft er lastig van werd. ‘Laat me,’ zei ik, ‘ik vertel je dadelijk wat er te zien valt.’ En inderdaad, helemaal achteraan, voorbij de garnituren, de koude keuken en patissier, stond hij, de afwasser, wijdbeens, met een kookpot tegen de borst gedrukt. Hij gromde en kirde van opwinding. De braadmeester had zijn vlees blijkbaar heel lang laten stoven. De randen en de bodem van de oude kookpot waren door het gasvuur zwartgeblakerd. Dat kon ik zien vanop de plek waar ik zat. Je had geen verbeeldingskracht nodig om te weten hoe de binnenkant van de pot er aan toe was. In zijn rood-zwart gestreepte onderhemd zag de afwasser eruit als een gewezen gewichtheffer. De dikke krulletjes borsthaar die onder zijn lijfje uitpuilden liepen zonder onderbreking door naar armhaar, nekhaar en rughaar. Hij glimlachte zijn spierwitte tanden bloot en zette de pot in de gootsteen, draaide zijn snor in twee fijne puntjes, nam de schuurborstel en begon aan zijn taak.
Ik had de hele avond kunnen en willen kijken, ware het niet dat een zwarte schort met erboven een wit hemd en strik mijn zicht belemmerde. Ik ging nog wat meer naar links hangen. Het witte hemd volgde mijn beweging. Ik keek naar boven om de eigenaar vriendelijk te vragen opzij te stappen, maar beet op mijn tong van zodra ik doorhad wie er voor me stond. ‘Aan het genieten van het uitzicht?’ vroeg de maître en richtte zich zonder een antwoord af te wachten tot de wederhelft: ‘Misschien dat u graag een tafeltje achterin de zaal prefereert, mijnheer? Eentje waar wat minder “afleiding” is?’ stelde hij voor. ‘Als dat voor u niet al te veel moeite is, ga ik graag op uw aanbod in,’ antwoordde de wederhelft fijntjes. Ik schudde mijn hoofde nog, maar twee paar ogen maanden me aan tot zwijgen. Bij het opstaan wierp ik nog snel een blik op de voormalige gewichtheffer en zijn kookpot en volgde dan de maître en de wederhelft naar achteren, waar ik tussen twee grote ficussen mocht gaan zitten. ‘Wat fijn dat ik op deze bijzondere dag van jouw volle aandacht kan genieten,’ sneerde de wederhelft. Op de achtergrond werd de muziek een beetje luider gezet. Verbeeldde ik het me? Of hoorde ik daar in de verte een diepe bariton neuriën?


Eén reactie op “De afwasser”
[…] De afwasser op Gebeurtelijke […]
LikeLike