Na regen komt zonneschijn

Het was de eerste zonnige dag na een periode waarin je spontaan begon te grienen wanneer je ’s morgens de gordijnen opentrok. Niemand die dat had opgemerkt trouwens, want iedereen zat binnen: te schuilen voor de onophoudelijke regen. De weetjes die de nationale weervrouwen- en mannen op het volk afvuurden, konden me de eerste dagen nog troosten. Toch, na drie weken bezorgden de zuiverste lucht sinds jaren, de weinige muggen en het genormaliseerde niveau van het grondwaterpeil me zure oprispingen. Ik had het gehad. Telkens ik mijn kop buiten stak was het aan het regenen. Of het begon gewoon opnieuw. De bosbranden en de recordtemperaturen in de rest van de wereld konden me gestolen worden; ik verlangde naar mooi weer.

Natuurlijk was ik niet alleen, die eerste zonnige dag. Het volk arriveerde in drommen bij het terras van onze staminee. Alle tafeltjes waren bezet. Walter – waar we anders wel bij hadden kunnen aanschuiven – zat geprangd tussen twee maten, met zijn stoel half op de stoep. Hij haalde verontschuldigend zijn schouders op en trok nog ’s van zijn sigaar. Net op het moment dat ik met de teleurgestelde wederhelft en de tegenstribbelende haarbal – want die verwachte een koekje van de waard – wilde afdruipen, zag ik een hand de lucht in gaan. Ik keek in het rond, op zoek naar de persoon die op het uitnodigende gebaar zou reageren. Maar er was niemand die toehapte. Dus vroeg ik de wederhelft of hij de dame, die steeds wilder begon te zwaaien, herkende. ‘Ben je zeker dat ze geen wesp probeert weg te slaan?’ mompelde de wederhelft en vervolgens iets vastberadener: ‘Ze wuift naar jou, toch? Er is nog plaats aan haar tafeltje. Vooruit. Je bedenkt wel iets.’ Met zachte dwang duwde hij me in haar richting. Ik trok mijn kaken bol in een geforceerde glimlach en stapte op de dame af.

Ze stelde zich niet voor, feliciteerde me wel met de haarbal (wat is ie mooi) en bood ons een stoel aan. Ik wist absoluut niet wie ik voor me had. Ze was ouder dan ik. En verzorgd: de haren geföhnd, nagels gelakt, sjaaltje om de hals gedrapeerd en fijne hakjes onder een lange jurk. Ze had zo veel over me gehoord. Ik moest het me allemaal niet te veel aantrekken. Ik was goed bezig, hoor. Wist ik dat dan niet? Ik knikte, fronste wenkbrauwen, schudde het hoofd en hapte naar adem. Waar had ze het in hemelsnaam over? Een volle tien minuten praatte ze zo vol en dan kwam de hamvraag; ‘Wat was jouw naam nu ook al weer?’ vroeg zíj. Aan míj. ‘Els,’ antwoordde ik. ‘Hoe toevallig! Ik heet ook Els,’ zei ze. ‘Wat was het fijn om met je te praten, maar nu moet ik er vandoor. Misschien zie ik je nog wel eens.’ En weg was ze.

Ik zakte murwgepraat onderuit in mijn stoel. ‘Wat voor onzin kraamde dat mens uit?’ vroeg ik de wederhelft. ‘Trek het je toch niet aan, we zitten op het terras. Wat wil je nog meer?’ Hij wenkte de waard. Ik aaide de haarbal over de kop. Het zou een gezellige avond worden. Dat zag je aan de bewegingen op het terras. Als puzzelstukjes werden tafels, stoelen, stam- en andere gasten tot een perfect geheel in elkaar geschoven. Wij schonken met plezier twee vrije stoelen en een halve tafel aan twee vrouwen op leeftijd. Uit dankbaarheid wilden ze ons daarvoor trakteren. Dat hoefde niet. We weigerden beleefd.

Ik had niet de intentie om te luistervinken. Echt niet. Maar de twee vrouwen praatten over een vreemd voorval niet zo lang geleden. Een van hen was in gesprek geraakt met iemand waarvan ze niet wist waar ze haar eerder had ontmoet. Misschien dat haar vriendin haar wel op het juiste spoor kon zetten. De vreemde dame in kwestie was jonger dan hen, had een verzorgd voorkomen met de haren geföhnd, nagels gelakt, sjaaltje om de hals gedrapeerd en fijne hakjes onder een lange jurk. Dat kon geen toeval zijn. De wederhelft had het ook gehoord. ‘Vraag het dan,’ fluisterde hij. Dat ging ik doen ook. Ik boog me naar de vrouwen toe. ‘Excuseer,’ onderbrak ik hen, ‘ik hoorde u toevallig praten. Ik denk dat ik dezelfde dame zonet ook heb gesproken. En het daagt me niet waar ik haar eerder heb ontmoet. Heette die dame Els?’ vroeg ik. ‘Els, zei je?’ antwoordde de vrouw. ‘Nee hoor, ze heette Marie. Zal ik nooit vergeten, want zo heet ik ook.’

2 reacties op “Na regen komt zonneschijn”

Plaats een reactie